top of page
Meer vraag dan aanbod

Langzaamaan beginnen de grote 3 weer met de productie na afloop van de oorlog. Wat men ook produceert, het wordt toch wel verkocht. De behoefte aan een auto is groot!

1945 - De oorlog in Europa is voorbij. De Amerikaanse overheid staat de autofabrikanten weer toe om auto's te bouwen. Het was bijna vier jaar geleden dat de laatste auto van de band rolde. Deze auto's reden uiteraard nog rond, en de rest was nog ouder en begon toch wel te verouderen. Auto's gingen in die jaren niet zo lang mee als nu. 

 

Autorijden werd beperkt toegestaan tijdens de oorlog. Brandstof was op rantsoen en iedere automobilist kreeg slechts een paar liter per week. Het rijdend wagenpark werd snel ouder. Volgens Fortune reden er bij het uitbreken van de oorlog een krappe 30 miljoen auto's in de USA en 5 jaar later aan het einde van de oorlog nog maar 22 miljoen. De helft van die auto's was nu meer dan 10 jaar oud. Hoewel de economie was gegroeid voor de uitbraak van de oorlog  waren er nog steeds mensen die zich geen nieuwe auto konden veroorloven.

 

De redacteur van Motor magazine schreef: 'De meeste mensen zullen geen 1940, 1941 of 1942 model inruilen maar een 1937, 1938 of 1939 model. Enquêtes toonden aan dat erg veel mensen de intentie hadden een nieuwe auto te kopen zodra deze beschikbaar zouden komen. Sommige prognoses gaven aan dat er wel 6 miljoen auto's per jaar verkocht konden worden, voor een periode van 3 jaar, om aan de vraag te voldoen. 'Toch zullen de verkopen de 2,5 miljoen niet overtreffen als de tekorten aan staal, textiel en andere materialen niet opgelost worden' zei Dalton. 

 

De voorspellingen van Dalton waren redelijk correct. 1946 werd afgesloten met een totaal aantal verkochte auto's van 2.149.000 stuks. 1947 en 1948 waren een stuk beter met 3.5 en 3.9 miljoen. Maar de tekorten en stakingen zorgden nog steeds voor lage aantallen.

 

Chrysler Corporation keerde pas laat terug naar autoproductie omdat men overheidscontracten moest afronden ten koste van de autoproductie. Chrysler was de grootste producent  van tanks gedurende de tweede wereldoorlog, de Koreaanse oorlog en ook Vietnam.

 

Ford had wel een vroege start, mede door een toezegging van de overheid. Ford Motor Company zat op het randje van een faillissement, grotendeels verwijtbaar aan slecht management. Henry Fords inbreng was nihil vanwege meerdere beroertes. Zijn enige zoon, Edsel, overleed in 1943 waardoor het bedrijf in handen kwam van Henry's knokploeg onder leiding van de meedogenloze Harry Bennett. In werkelijkheid draaide het bedrijf gewoon op zijn eigen momentum. 

 

De overheid had de productiefaciliteiten van Ford zo hard nodig dat het Henry Fords kleinzoon, Henry Ford II, bij de Marine weghaalde en hem de leiding gaf van het bedrijf. Na de oorlog kreeg het bedrijf een voorkeursbehandeling, net als Kaiser-Frazer, en zou het voldoende staal toegewezen krijgen om auto's te kunnen bouwen. Van het totaal aantal gebouwde auto's in 1945 bedroeg het aandeel Ford, Lincoln en Mercury 49,7%. Dat van GM slechts 33,5%. De productie van Chrysler was zo minuscuul dat zelfs Nash naar de 3e plaats van de verkopen kon doorschuiven. Chrysler keerde pas terug naar autoproductie in oktober. Plymouth bouwde slecht 770 auto's in 1945, nog minder dan de helft van een normale productiedag voor de oorlog., toch nog goed voor een 12e plek. Voor de 10.515 Amerikaanse en 1.475 Canadese dealers was het een zware periode.

 

Alle fabrikanten moesten na de oorlogsproductie de fabrieken weer ombouwen. Machines moesten teruggeplaatst worden, kilometers lopende band, honderden meters spuitcabines en droogovens voordat de productie weer kon worden gestart.

 

In een poging de inflatie te beteugelen bepaalde de overheid, via het Office of Price Administration, de prijzen die gevraagd konden worden voor nieuwe auto's. Er waren echter geen beperkingen op de prijzen voor gebruikte auto's. Daarvan stegen de prijzen enorm!

Zelf in 1948 toen de productie de vraag weer kon bijbenen waren de prijzen van gebruikte auto's nog steeds gelijk aan of hoger dan de nieuwe auto's.  

 

Wachtlijsten waren heel gewoon in de showrooms. Als je een nieuwe auto wilde kopen schreef je je naam op de lijst en liet je een aanbetaling achter. Klanten hoopten erop dat bij het beschikbaar komen van nieuwe auto's zij omhoog zouden gaan op de lijsten. Het kwam vaak voor dat mensen op alle lijsten bij alle dealers in hun dorp of stad stonden. Er werd vaak geld onder tafel betaald en er waren ook mensen die hun gekochte auto voor meer geld weer doorverkochten. Omdat de dealerprijzen gereguleerd werden door de overheid hingen de dealers de auto's vol met accessoires om de winstmarge te vergroten.

 

De gemiddelde folder sprak van modern design en grootse prestaties. Helaas beschikte geen van de auto's over deze eigenschappen. Maar dat was ook niet waar de naoorlogse kopers op zaten te wachten. Men wilde, doordat men verstoken was van nieuwe auto's sinds 1942, gewoon een comfortabele, duurzame gezinsauto.  

 

Enkele merken leverde nog steeds de vooroorlogse inefficiënte zijkleppers. Voordeel was wel dat ze veel koppel hadden onderin en daardoor minder belast werden en langer meegingen dan de kopkleppers. Dit was onder andere bij Pontiac en bij Chrysler het geval. Pontiac leverde zoals bekend de Hydra-matic tegenover de Fluid Drive bij Chrysler. Dit was een vloeistofkoppeling die het vliegwiel verving. Het reed als een automaat maar was eenvoudiger, goedkoper, efficiënter en betrouwbaarder dan de volledig automatische transmissies van de jaren 40.

 

Deze verkopersmarkt zou niet eeuwig standhouden. Plymouth melde zijn dealers dat behoudens atoombommen, ufo's en internationale verwikkelingen, men snel in een kopersmarkt terecht zou komen. Dit zou eind jaren 40 al gebeuren. Plymouth maakte daarom al reclame voor een nieuw model voordat de eerste überhaupt gebouwd was.

 

Verscheidene bandenfabrikanten begonnen in 1946 met de productie van een 6.70x16 inch band. Overheidsregels stelde dat nieuwe auto's niet geleverd mochten worden met een reservewiel met binnenband. Deze regels werden pas in december 1946 opgeheven. De nieuwprijzen werden uiteraard aangepast toen het reservewiel standaard werd. Restricties waren er ook voor banden met een witte rand. Daardoor werden alle auto's die gebouwd werden vanaf juli 1946 geleverd met witte plastic randen of rvs wielringen. Deze randen werden bevestigd achter de wieldop en hadden zelfs een zwarte rand tussen de wieldop en de witte rand.

 

Prijzen van het duurste model uit 1946 waren, ondanks overheidsregulering, nog niet genoeg voor het goedkoopste model in 1948. Het was nog steeds een verkopers markt....

De Pontiacfabriek draait op volle toeren

De modellen voor 1946 waren opgewarmde 1942 modellen bij zo'n beetje alle merken

De Pontiac reclame was duidelijk

bottom of page