top of page
De kentekenplaat

De auto wordt te snel voor oom agent op zijn fiets. Om de auto te kunnen identificeren moest deze voorzien worden van een kentekenplaat. Nederland begon er al vroeg mee. De eerste auto kwam in 1896 en in 1898 kwamen de eerste kentekens. Simpel nr. 1 als eerste.

In 1906 volgt dan een plaat met een letter per provincie. De bestuurder moest voortaan over een rijbewijs en nummerbewijs beschikken. Vanaf 1951 volgt er een landelijk systeem dat beheerd werd door de nieuw opgerichte Rijksdienst voor het wegverkeer, het RDW. Dit was nodig omdat door de toegenomen welvaart het aantal voertuigen ook toenam. 

 

Nederland is één van de eerste landen dat een kenteken invoert, rijvergunningen geheten. Frankrijk voert in 1893 de kentekenplaat in via de Parijse Politie verordening gevolgd door Duitsland in 1896. Nederland volgt in 1898 met een landelijk systeem. Er werd begonnen bij nr. 1 en op 8 augustus 1899 stond de teller op 168. Toen op 15 januari 1906 werd besloten het systeem te veranderen stond de teller op 2001 rijvergunningen. De USA verplichte kentekenplaten per 1901. Deze werden niet uitgegeven door de overheid maar moesten door de eigenaren zelf gemaakt worden. Massachusetts was de eerste staat waarin de overheid platen ging uitgeven. In 1903 werd '1' uitgegeven aan Frederick Tudor. Zijn familie heeft nog steeds de actieve registratiepapieren. In het begin moesten in bijvoorbeeld New York state de initalen van de eigenaar op het kenteken komen te staan. Alleen het formaat van de tekens lag vast. Sommige maakte ze op een stalen plaat, lapje leer of schilderden ze op de auto. Men was wel blij met dit soort wetten omdat het de auto wel erkende als een blijvend iets. Er waren tot dan vele wetten die soms per stad al konden verschillen. Er werd met deze nieuwe wet zelfs een minimum snelheid ingevoerd van 8 mph in de stad en 15 mpg er buiten. De invoerign was op 25 april. Per 2 mei waren er al 17 registratie aanvragen. Door de snelle toenamen van het aantal auto's bleek het systeem onhoudbaar, er waren immers teveel mensen met dezelfde initialen. De invoer van het moderne kenteken was een feit. Hoewel de staat pas in 1910 zelf platen ging uitgeven. In de UK werden in 1904 de eerste platen uitgegeven door de invoering van de 1903 Motor Car Act.

Per land verschilt het systeem. Soms is de plaat uniek in het land maar ook vaak alleen binnen een staat of provincie. Vaak wordt er dan gewerkt met kleuren en namen om de platen te onderscheiden. Meestel moet er een plaat aan de voor- en achterzijde worden gemonteerd, uitzonderingen als motoren daargelaten. Vaak hoort een kenteken bij het voertuig en zijn er allerlei gegevens gekoppeld aan het kenteken, niet alleen van het voertuig maar ook van de eigenaar. Sommige landen staan gepersonaliseerde kentekens toe.

 

Het kenteken vervalt bij demontage of export. Het voertuig moet bij export opnieuw geregistreerd worden in het nieuwe land. China verplicht ieder voertuig dat de grens met het land overschrijd zich te registreren in het land, hoe kort de overschrijding ook duurt. Dit moet voordien al geregeld zijn. 

 

In de USA moet de registratie periodiek vernieuwd worden. Vanwege kostenbesparing wordt er vaak een sticker geplakt op de kentekenplaat of op de ruit van de auto. Sommige staten kennen de kentekens toe aan het voertuig andere aan de eigenaar. 

 

Vaak wordt een kentekenplaat aan de auto bevestigd door gebruikmaking van een kentekenplaathouder. Deze bevat vaak reclame van een autobedrijf of een zelf gekozen tekst. Er zijn Amerikaanse staten waar het gebruik van een houder verboden is. 

​

Platen moeten voldoen aan bepaalde eisen qua formaat, leesbaarheid en verlichting. Het is vaak verboden covers te gebruiken die het elektronisch lezen van de plaat zouden moeten voorkomen. De eerste platen waren van porselein dat op ijzer werd gebakken, emaille, of keramiek. Ze waren erg breekbaar. Er zijn bijna geen platen meer overgebleven van dit type. Latere experimenten werden uitgevoerd met karton, leer, plastic en gedurende de tekorten in oorlogstijd van koper en sojabonen. 

1938 Pontiac met een Nederlands ambassadekenteken

Provinciaal Nederlands nummerbewijs voor H 2100

In 1948 krijgt de Kentucky State Police nieuwe kentekenplaten uitgereikt.

Toen de kentekenplaten nog op aparte houders gemonteerd zaten was er ruimte voor een 'license plate topper'. Dit waren vaak reclameteksten voor bedrijven, maar tijdens verkiezingen en dagjes uit waren er ook thematische toppers verkrijgbaar. 

Na de Nederlandse zwarte en blauwe kentekenplaten met witte letters van de jaren ’50 t/m ’70, volgde in 1978 de gele reflecterende kentekenplaat met zwarte letters. Door de gele kleur waren de letters beter op afstand te lezen en door de reflecterende lak was de plaat ook in het donker leesbaar. Als je ergens in het donker door rood licht bent gereden, staat je kenteken nu duidelijk op de foto.

 

Vroeger kon je zomaar een kentekenplaat laten maken, waardoor nog wel eens fraude gepleegd werd. Zo kon een gestolen auto eenvoudig voorzien worden van een valse kentekenplaat. Ook deden verhalen de ronde van taxibedrijven die meerdere auto’s met dezelfde kentekenplaat hadden. Zo hoefde maar één keer wegenbelasting en verzekering betaald te worden. Daarom werd in 2000 het GAIK (Gecontroleerde Afgifte en Inname van Kentekenplaten) ingevoerd voor alle kentekens vanaf 1978.

 

Vanaf dat moment moest elke plaat die uitgereikt werd, ook geregistreerd worden. Daarnaast verscheen op de plaat ook voor het eerst het blauwe EU logo, wat vanaf 2003 verplicht op elke kentekenplaat moet staan. Dit tot grote ergernis van anti-EU bewegingen. Ook de kleuren van de platen werden nog eens aangepast. Was de kentekenplaat voor handelaren al groen, taxi’s moeten vanaf 2000 een blauwe plaat met zwarte letters dragen. Aanhangwagens onder 750kg en fietsendragers krijgen een witte plaat met dezelfde cijfer- en lettercombinatie als het trekkende voertuig. Aanhangwagens boven 750kg krijgen een eigen registratienummer en dus gele kentekenplaat. Voertuigen die verkocht zijn voor export krijgen een speciaal wit export kenteken wat 14 dagen geldig is.

Een overzicht van de eerste nummerbewijzen, gepubliceerd in De Auto van 25 januari 1906

Vanaf 20 februari 1898 was voor het gebruik van rijkswegen en -paden voor voertuigen zwaarder dan 150 kg mits voortbewogen door een mechanische kracht een vergunning van Rijkswege vereist. Vanaf 1906 tot 1951 waren er de persoonsgebonden provincie nummers met voor iedere provincie een aparte letter gevolgd door een nummer. 

 

A = Groningen

B = Friesland

D = Drenthe

E = Overijssel

G, GZ = Noord-Holland

H, HZ = Zuid-Holland

K = Zeeland

L = Utrecht

M = Gelderland

N = Noord-Brabant

P = Limburg

R = Departementen

 

In 1951 werd er overgegaan op een landelijk systeem omdat het verkeer steeds vaker de provinciegrenzen overschreed. Hiermee is de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer) ontstaan, die tot op heden de registratie en uitgifte van Nederlandse kentekenbewijzen beheert. De eerste serie van het landelijke systeem bestond uit twee letters, twee cijfers en weer twee cijfers (XX-99-99). Het eerste kenteken dat werd afgegeven was ND-00-01 (aan een Ford Taunus: zie foto rechts). De nummerborden waren (donker)blauw met witte letters. Een belangrijk verschil met de periode voor 1951 was tevens dat de kentekens nu niet langer aan de eigenaar van de auto gekoppeld waren, maar steeds bij dezelfde auto bleven, ongeacht hoe vaak de auto van eigenaar verwisselde. In 1956 zijn de laatste nog in omloop zijnde provincienummers vervangen door het nieuwe kenteken systeem, zoals we dat nu nog kennen (zij het met gele kentekenplaten met zwarte letters in plaats van de blauwe kentekenplaten met witte letters).

Rijvergunning 1161, een White stoomauto uit 1904/1905. Deze stond op naam van mevr. JAL Holle van Motman uit Olst. De auto staat op de binnenplaats van ERAG in Rotterdam. Foto komt uit de collectie van Smits. Bron Conam

Onderstaande informatie komt van de website van Conam. Zij hebben nog veel meer interessante informatie over de geschiedenis van voertuigen en automobilisme. Lees ook het mooie artikel over de geschiedenis van het kentekenbewijs op hun site .

 

Vanaf 1 januari 1951 is in Nederland een nieuw kentekensysteem van kracht geworden. Dit zijn de voertuiggebonden kentekens voor personenwagen, bedrijfsauto’s, bussen en motorfietsen. In het kort noemen we dit de 'blauwe kentekenplaten', hoewel we dat eigenlijk 'Voertuiggebonden rijkskentekens na 1950' of 'Rijkskentekens na 1950' zouden moeten noemen. Vandaag de dag is dit systeem nog altijd van toepassing. Eerst werden de nieuwe kentekens nog afgegeven naast het bestaande nationaliteitsbewijs. Vanaf 1 november 1952 zijn beide functies in het kentekenbewijs verenigd. De nieuwe kentekens bestonden uit zes tekens, beginnend met twee letters gevolgd door tweemaal twee cijfers. Iedere paar van letters/cijfers werd gescheiden door een koppelstreepje. Voor deze combinatie werd destijds gekozen omdat men meende dat deze het gemakkelijkst viel te onthouden.

 

De Nederlandse voertuigeigenaren moesten in het begin nogal wennen aan het nieuwe systeem, dat in hun ogen nietszeggend en saai was. De provincienummers zeiden tenminste nog iets over de provincie waar men vandaan kwam. Deze ‘persoonlijke identiteit’ was nu helemaal uitgebannen. De vroegst uitgegeven kentekens begonnen allemaal met een N. De letters ND waren bestemd voor personenwagens en combinatiewagens met drie of vier wielen. Voor bedrijfswagens en bussen smaller dan 2.20 werden de letters NA uitgegeven. NB was bestemd voor bedrijfswagens en bussen breder dan 2.20 en tenslotte was er de serie NE, bestemd voor tweewielers (motoren, scooters) en driewielige motorbakfietsen met een lager eigen gewicht dan 400 kg. Iedere letterserie bestond uit 9999 nummers. Toen de serie ND vol was, werd nog in 1951 overgegaan op NG. Na de serie NA voor smalle bedrijfswagens volgde in 1952 NF. De serie NB werd in 1954 opgevolgd door PB.

 

Waarom juist de N?

 

Dikwijls wordt de vraag gesteld waarom juist met de letter N is begonnen. Tegenwoordig is hier bij de RDW (de voormalige Rijksdienst voor het Wegverkeer, de instantie die vanaf 1951 de kentekens uitgeeft) niets meer over bekend. De meest aannemelijke verklaring hebben we gevonden in het blad Beroepsvervoer van 17 april 1959, waaruit blijkt dat de (onbekende) auteur zich goed over de achtergronden had laten informeren. Toen het artikel verscheen, was juist begonnen met de letterserie AD voor personenwagens en de vraag werd gesteld waarom niet gelijk met de A was begonnen. Het antwoord luidde, dat in 1951 verschillende letterseries al waren gereserveerd voor auto’s van bijzondere doelgroepen. Zo was AA bestemd voor voertuigen van het Koninklijk Huis, de letter C (in combinatie met D) was voor het Corps Diplomatique, FH werd gebruikt voor auto’s die tot een handels- of fabrieksvoorraad behoorden. De G kwam ook niet in aanmerking want GN was gereserveerd voor auto’s van niet-ingezetenen. Terzijde: Prins Claus was er tijdens zijn inburgering in Nederland verbaasd over dat hij een GN-kentekenplaat (Geen Nederlander) voor zijn auto kreeg. De letter I deed teveel denken aan het cijfer 1, net als de O op het cijfer nul lijkt. K, L en M waren gereserveerd voor militaire voertuigen. De letters N was nog helemaal ‘schoon’ en bovendien duidelijk op afstand leesbaar. Een mooie letter dus, om mee te starten.

 

Recycling

 

Een andere soms gestelde vraag is, of de RDW zich in 1951 realiseerde dat het wagenpark zo zou groeien, dat men ooit door de voorraad letters heen zou raken. Waarschijnlijk was daar wel enig besef van, echter de kentekens werden tussen 1951 en 1956 ook weer opnieuw uitgegeven nadat ze vervallen waren, nadat een voertuig was onttrokken aan het wegverkeer en was gesloopt. Deze vervallen nummers werden ‘gemengd’ met nieuwe nummers en kwamen aldus na administratieve recycling weer op een ander voertuig terecht. Hierdoor was vooral in de beginperiode de leeftijd van een auto lang niet altijd aan de hand van het kenteken vast te stellen. Bovendien moesten alle auto’s die nog van oude provincienummers waren voorzien, deze uiterlijk 31 december 1956 inwisselen tegen een nieuw kenteken. Hierdoor kwamen er veel oude auto’s op de weg met een (voor die tijd) nieuw kenteken. Na 1956 kwamen er steeds meer aanvragen voor kentekennummers en werd het voor de RDW waarschijnlijk te omslachtig om oude nummers te recyclen.

 

Eerste kentekennummers

 

Het eerste kentekennummer voor een personenwagen, ND-00-01 werd uitgereikt aan de Ford Taunus 10M 1950 van de heer J.K.Leyen, directeur van het Verbond van Verenigingen van Veilig Verkeer. Kenteken ND-00-02 kwam terecht op de Vauxhall 1950 van de heer O. Euverman te Groningen. Het eerste nummer in de NB-serie (NB-00-01) is uitgereikt aan een Ford autobus uit 1947 (een z.g. schoolbus) van het autobusbedrijf De Kock uit Halsteren. Wie het nummer NA-00-01 kreeg, is ons niet bekend. Ook het eerste motorfietsnummer weten wij niet. Wie de website van het RDW raadpleegt, kan hier nog wel de derde motorfiets aantreffen, de NE-00-03, een Norton Dominator uit 1950.

De eerste nummerplaten waren uitgevoerd volgens een voorgeschreven formaat en kleur. Ze waren langwerpig of vierkant en de kleur was het z.g. Pruisisch Blauw. Van 1951 tot 1957 waren de kentekenbewijzen deel 1 en deel II uitgevoerd op linnen, na 1957 werd het papier. Bedrijfswagens hadden een grijs linnen kentekenbewijs; bij personenauto’s (en naar wij aannemen ook motoren) was dit geel van kleur.

Verder is algemeen bekend dat letterseries die gevoelig liggen in verband met de Tweede Wereldoorlog (zoals SA en SD) niet zijn gebruikt. Tenslotte nog enige opvallende mijlpalen in het huidige kentekensysteem:

 

Ontwikkelingen in het systeem

 

Voorjaar 1959 was de letterserie Z voor personenwagens helemaal gebruikt (eindigend met ZX-99-99) en werd doorgenummerd met AD-00-01 (een Fiat 500 Nuova). In oktober 1962 was de letterserie J vol en werd doorgegaan met de M, die men eerst niet wilde gebruiken. Er volgden zoals gebruikelijk: MD, MG, MK, MP, MT, MX. Daarna werden als ‘tweede letter’ letters gebruikt die voordien voor bedrijfsauto’s en motorfietsen gereserveerd waren, zoals de A en de E. Vanaf 1965 kwamen bij personenauto’s de letters achter de cijfers terecht (vanaf 00-01-AD) en vanaf 1973 werd het: cijfers, letters, cijfers. Op 3 oktober 1991 verscheen het eerste kenteken met letters, letters, cijfers (DB-BB-01). Dit kenteken werd door minister May-Weggen uitgereikt aan burgemeester Apotheker van Veendam (waar de Rijksdienst voor het Wegverkeer was/is gevestigd) die net een nieuwe auto had gekocht. Gele reflecterende kentekenplaten werden toegestaan vanaf november 1975 en worden sinds 1 januari 1978 uitgereikt aan alle nieuwe auto’s, behalve aan klassieke of semiklassieke auto’s die een z.g. klassiek kenteken hebben. Dit zijn de kentekens met letterseries als DE, DH, DL, DM, DR, AE, AH, AL, AM en BE (de laatste serie is voor klassieke bedrijfsvoertuigen bedoeld). Voor die kentekennummers mogen platen in het oude ‘Pruisisch Blauw’ worden gebruikt.

 

Vandaag de dag zien we nieuwe bedrijfsauto’s met kentekens waarop drie in plaats van twee letters in het midden staan. Aanhangwagens en opleggers hebben nu hun eigen kentekens. Ondanks alle veranderingen en tijdelijke hypes die weer zijn verdwenen (Kentekenbewijs deel 3!) is het aloude voertuiggebonden kentekensysteem uit 1951 nog steeds in gebruik. Dat betekent dat voertuigen die de tand des tijds hebben overleefd nog steeds met hun historische kenteken kunnen rondrijden waarbij ook het linnen kentekenbewijs als rechtsgeldig document in stand is gebleven.

bottom of page