De opkomst van de vakbonden
Het startschot voor de sit-down stakingen werd gegeven door de arbeiders in de rubberindustrie in Akron, Ohio.
Foto: Fisher Body Union Orchestra
​
"The Fisher Strike," geschreven door de arbeiders op de tune van het bekende "The Martins and the McCoys."
Gather round me and I’ll tell you all a story
Of the Fisher Body Factory Number One
When the dies they started moving
The union men they had a meeting
To decide right then and there what must be done
Chorus
These four-thousand union boys
Oh, they sure made lots of noise
They decided then and there to shut down tight
In the office they got snooty
So we started picket duty
Now the Fisher Body shop is in a strike
Now this strike it started one bright Wednesday evening
When they loaded up a box car full of dies
When the union boys they stopped them
And the railroad workers backed them
The officials in the office were surprised
Now they really started out to strike in earnest
They took possession of the gates and buildings too
They placed a guard in either clockhouse
Just to keep the non-union men out
And they took the keys and locked the gates up too
Now you think that this union strike is ended
And they’ll all go back to work just as before
But the day shift men are "cuties"
They relieve the night shift duties
And we carry on this strike just as before
Zwaar bewapende politieagenten buiten de Goodyear fabriek
Alfred P. Sloan, hoofd van GM
Black Legion uniform en attributen, getoond door de politie na een arrestatie.
​
De Black Legion was een geheime terroristische groepering en een white supremacy organisatie in het westen van het midden van de USA. Het was een splintergroepering van de KKK en hat zijn hoogtijdagen tijdens de grote depressie van de jaren 30. De FBI schatte het ledental op 1350.000. Mogelijk met ingebegrip van de politiechef van Detroit. De worden verdacht van vele moorden. De groep werd opgericht in de jaren 20 door William Shepard in Ohio. De bedoeling was het beschermen van de KKK officieren. In 1931 werd een afdeling opgericht in Highland Park, Michigan waar in het midden van jaren 30 naar schatting 20.000 a 30.000 mensen lid waren geworden. In mei 1936 werd door een groep leden Charles Poole uit zijn huis gehaald en vermoord. Hij zou vrouwen slaan. Hij was lid van de Works Progress Administration (een agentschap van de New Deal dat voor miljoenen ongeschoolde werkloze mensen voor werk zorgde door aanleg van wegen, gebouwen en parken. Het project liep van 1935 tot en met 1943 toen er door de oorlog weer genoeg banen waren).
Er zijn 12 leden voor opgepakt. Eén van hen (Dayton Dean) pleite dat hij schuldig was en noemde de namen van de andere leden. Op één na kregen ze allemaal levenslang. De getuigenis van Dean stimuleerde onderzoeken naar de groepering. Er werden nog meer leden vervolgd voor moorden. Het werd ook snel duidelijk dat veel hooggeplaatste ambtenaren lid waren. Na de veroordeling eindigde het schrikbewind van de Legion rondom Detroit.
​
De leden waren autochtone witte mannen met een lage of geen enkele opleiding. Hun vijanden waren immigranten, katholieken, joden en zarten, niet protestantse religies, vakbonden en boerencoöperaties.
Harry Bennet, de éénpersoons knokpleg van Henry Ford
​
Bennet werd in 1916 door Henry ingehuurd om zijn rechterhand te worden, een hele harde rechterhand. Bennet was een voormalig boxer en marinier. Henry hoorde over hem door een vechtpartij in New York.
Nadat Henry hem vroeg of hij kon schieten kreeg hij een baan aangeboden. Tot zijn vetrek in 1945 voerde hij Henry's orders uit, vaak met veel geweld.
​
Hij stond net zo dicht bij Henry als diens vrouw Clara. Bennet overzag vanaf 1921 het beruchte Service Department, een afdeling met 8.000 krachten. Zij bespioneerden medewerker en intimideerden vakbonds organisatoren, voerden straffen uit en beschermden de Ford familie. Hij deed wat Ford hem vroeg en dat bestond grotendeels uit het buiten de deur houden van de vakbonden. Dit ging zo door tot de Battle of the Overpass in 1937. Bennet zou nog 8 jaar bij Henry blijven maar was wel afhankelijk van zijn leiding. Toen de oprichter naar de zijlijn schoof stuurde de Ford familie hem de laan uit.
​
Rond 1927 hoorde Bennet tot de top-6 mensen binnen de Ford Motor Company. Henry zag hem als de zoon de hij altijd wilde hebben. Edsel was te soft aldus Henry. Hij hoopte dat Bennets gedrag over zou slaan op Edsel.
​
In 1933 versloegen Bennet's mannen vakbonds opstootjes in New Jersey en Pennsylvania. Maar de grootste clash zou op 26 mei 1937 zijn. Toen UAW organisatoren bijeen kwamen om pamfletten uit te delen bij de Rouge fabriek was Bennet al op weg om ze te vermorzelen. Onder het oog van de lenzen van fotograven sloegen Bennet's zware jongens de activisten in elkaar, inclusief Walter Reuther. Bloederige foto's van deze Battle of the Overpass stonden daarna in alle kranten van de USA. Het zou nog 4 lange jaren duren voordat Bennet noodgedwongen een deal sloot met de UAW.
​
Nadat Edsel Ford overleed in 1943 wilde Henry Bennet aanstellen als president van FoMoCo. Clara en Edsel's weduwe, Eleanor, wilde er niets over horen. In plaats daarvan trad Bennet toe tot de board of directors en zweerde samen met Henry om een testament voor Henry op te stellen waardoor de kleinkinderen van Henry buiten spel werden gezet en Bennet alsnog de leiding zou krijgen, Toen Henry II (kleinzoon) erachter kwam confronteerde zijn vetrouweling John Bugas Bennet hiermee waarna hij het document verbrande. De Ford vrouwen overtuigde Henry om de macht over te dragen aan Henry II. De overdracht vond plaats in september 1945. Op 21 september werd Bennet ontslagen.
​
​
Werknemers ontdekken dat zij wel degelijk invloed hebben op hun eigen werkomstandigheden. Een sit down staking is een effectieve manier om de boel plat te leggen. Alleen moest er een algemene spreekbuis komen zodat alle belangen goed behartigd zouden worden. De vakbonden streden letterlijk om erkenning. In 1937 waren er 1 miljoen autobouwers in Amerika, slechts 25.000 waren lid van de UAW.
National Recovery Administration​
In juni 1933 werd de NRA opgericht door president Franklin D. Roosevelt. Het doel was de moordende concurrentie van de industrieën te elimineren. Hiervoor moesten de industrieën, werknemers en overheid samenwerken om regels op te stellen voor eerlijke handel en vaste prijzen. De NRA werd gecreëerd door de National Industrial Recovery Act en stond het toe dat industrieën zouden samenwerken om regels op te stellen. Deze regels waren bedoeld om moordende concurrentie te verminderen en om minimumlonen en maximale wekelijkse uren te kunnen vaststellen, evenals minimumprijzen waartegen producten konden worden verkocht. Het NRA had een geldigheid van 2 jaar en zou in juni 1935 vervallen indien hij niet verlengd zou worden.
De NRA werd gesymboliseerd door een blauwe adelaar en was populair bij de werknemers. Bedrijven die de NRA steunde zette het symbool in hun etalages en op hun verpakkingen, hoewel ze niet altijd alle regelgeving volgde. Het lidmaatschap van de NRA was op vrijwillige basis, bedrijven die echter de adelaar niet toonden werden vaak geboycot waardoor het lidmaatschap welhaast verplicht leek om te kunnen overleven.
​
Veel bedrijven klaagden niet over de NRA en sloten zich aan. Het nieuwe programma werd bij aanvang gezien als een mirakel. Het had voor beide partijen iets te bieden. Samenwerking voor de werkgevers en macht voor de vakbonden. Henry Ford wilde echter niet lid worden van de NRA. De National Recovery Review Board bracht 3 kritische rapporten uit waarin vooral het monopolistische karakter werd aangehaald. Men promootte liever het kapitalisme.
Het Amerikaanse Liberty League (1934-1940) vertegenwoordigde grote bedrijven en werd geleid door vooraanstaande industriëlen die tegen het liberalistische karakter van de New Deal waren. De voorzitter, Jouett Shouse, vond dat de NRA zich had uitgeleefd met onverantwoorde excessen en pogingen tot regulering. Hij prees echter wel de pogingen kinderarbeid af te schaffen en de doelen m.b.t. de minimumlonen en beperking van werkuren.
De New Deal was het programma van Roosevelt om de US uit het slop van de Grote Depressie te trekken. Het bestond uit vele verschillende goede en slechte pogingen de economie te hervormen. De meeste pogingen mislukten. Er waren echter genoeg successen om het toch de belangrijkste gebeurtenis te kunnen noemen van de 20e eeuw die leidde tot de opbouw van de moderne Amerikaanse samenleving.
In de periode van drie jaar vanaf de Grote Krach en Roosevelts eerste honderd dagen had de economie te leiden onder deflatie. Sinds 1931 had de Amerikaanse KvK, een spreekbuis van de georganiseerde bedrijven van het land, er bij de regering Hoover op aangedrongen een anti-deflationair systeem in te voeren waardoor handelsvereningingen samen konden werken om de prijzen te stabiliseren. Hoewel de anti-trustwetgeving dergelijke samenwerking verbood vonden de zakenlieden van de KvK toch een gewillig oor bij de regering Roosevelt.
Zij waren goed te porren voor het idee van samenwerking. De zakenlieden eisten zelfs dat de overheid dergelijke samenwerking verplicht zou stellen. In de jaren 20 stegen de lonen met een fractie van de snelheid waarmee de productie steeg en de kosten daalden en de prijzen gelijk bleven. Henry Ford leidde zijn bedrijf op zijn manier en bij Ford steeg de productie, net als de lonen en daalde prijzen van de auto's. Dit alles leidde in juni 1933 tot de invoering van de NIRA (National Industry Recovery Act). Deze garandeerde aan werknemers het recht van 'collectieve onderhandeling' en een minimumsalaris. De NRA werd geleid door de flamboyante Hugh S. Johnson. Hij riep op tot een minimumloon van 20 tot 40 cent per uur, een werkweek tussen de 35 en 40 uur en afschaffing van kinderarbeid. Het zou de koopkracht laten stijgen en de werkloosheid verminderen.
In 1935 verklaarde het Hooggerechtshof dat de NIRA ongrondwettig was. De NIRA werd dan ook snel stop gezet maar vele van de arbeidsbepalingen kwamen ook voor op de nieuwe opgerichte National Labor Relations Act van 5 juli van datzelfde jaar.
Het lange termijn resultaat was een stijging in de groei en de macht van de vakbonden. Het zou de politiek voor de komende 3 decennia blijven beheersen. Maar het belangrijkste succes van 1935 (en wellicht van de gehele New Deal) was de Social Security Act (14 augustus), die een systeem van oudedagspensioenen, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en uitkeringen voor beschermde groepen zoals afhankelijke kinderen en gehandicapten bewerkstelligde. Het bracht een raamwerk tot stand dat voor de rest van de eeuw vorm zou geven aan het Amerikaanse systeem van uitkeringen.
​
De regering-Roosevelt kreeg zware kritiek te verduren tijdens Roosevelts tweede termijn toen een nieuw dal in de Grote Depressie intrad in de herfst van 1937 en het grootste gedeelte van 1938 bleef voortduren. Het was, uiteindelijk, het resultaat van de te vroeg ondernomen pogingen van de regering om het budget in balans te brengen door overheidsuitgaven terug te dringen. De regering reageerde hierop met een retorische campagne tegen monopolistische handelsmacht, die werd aangedragen als de oorzaak van de nieuwe dip in de economie. De president stelde een agressieve, nieuwe leiding aan van de anti-trustdivisie van het ministerie van Justitie, maar deze inspanning ging verloren toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak – dat was tenslotte een belangrijkere zaak.
Het was echter pas toen de Verenigde Staten deel gingen nemen aan de Tweede Wereldoorlog dat Roosevelt de ideeën van Keynes (Britse Econoom die probeerde Roosevelt te bewegen meer tekort op te bouwen door uitgaven) op een voldoende grote schaal ging toepassen om het land uit de Grote Depressie te trekken. Roosevelt had nu tenslotte weinig keus. Zelfs de bijzondere omstandigheden van de oorlogsmobilisatie in acht nemend, leek het systeem precies zo te werken als Keynes voorspeld had en hierdoor werden zelfs vele Republikeinen overtuigd.
​
Toen de Tweede Wereldoorlog de Grote Depressie tot een einde bracht, hadden overheidsuitgaven de zakenwereld versterkt. In 1929 waren de overheidsuitgaven slechts 3 procent van het bruto nationaal product. Tussen 1933 en 1939 verdrievoudigden de overheidsuitgaven en kreeg Roosevelt van zijn critici de wind van voren omdat hij van de Verenigde Staten een socialistische staat aan het maken was. De uitgaven aan de New Deal waren echter veel lager dan aan de oorlogsinspanning. In het eerste vredesjaar 1946 waren de overheidsuitgaven $62 miljard, zo'n 30 procent van het BNP. De overheidsuitgaven stegen tussen 1929 en 1945 van zo'n 3 procent tot een derde van het BNP.
De grote verrassing was de enorme toename van de productiviteit van de Verenigde Staten. De uitgaven hadden de financiële schade van de depressie geheeld. Tussen 1939 en 1944 (de piek van de oorlogsproductie) verdubbelde de industriële productie bijna. Als gevolg daarvan kelderde de werkloosheid, van 14 procent in 1940 tot minder dan 2 procent in 1943, terwijl de beroepsbevolking met tien miljoen toenam. De oorlogseconomie was niet bepaald een toonbeeld van vrij ondernemerschap maar wel van samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, waarbij de overheid het bedrijfsleven van financiële middelen voorzag.
Het was de Tweede Wereldoorlog en niet de New Deal die uiteindelijk de Grote Depressie tot staan bracht. De balans van de macht in het Amerikaanse kapitalisme wijzigde ook niet fundamenteel door de New Deal. Het effect ervan op de verdeling van de middelen onder de bevolking was ook minimaal.
​
Amerika kreeg te maken met een golf van sit down strikes van 1933 t/m 1937
Tegen het einde van 1934 keken arbeiders heel anders tegen de in 1933 ingevoerde NRA aan. De NRA zou de oplossing moeten zijn voor alle problemen. NRA stond inmiddels echter wel gelijk aan National Run Around. De werknemers, grotendeels gevoed door de vakbonden, begonnen hun eigen methoden te ontwikkelen om de strijd te winnen. Het belangrijkste wapen was de sit down staking. Het startschot werd gegeven door de arbeiders in de rubberindustrie in Akron, Ohio.
​
Rond de tijd van de depressie was Akron het rubber centrum van Amerika. De thuisbasis van Goodyear, Firestone, Goodrich en vele kleinere andere fabrikanten. Op het hoogtepunt werkten hier meer dan 40.000 mensen. Rond 1933 was een derde tot de helft van deze mensen werkloos. Firestone werd gesloten samen met een half dozijn andere bedrijven. Goodyear had zelfs een twee daagse werkweek ingesteld. Door de invoering van de NRA in 1933 werden vele Akron rubberwerkers lid van vakbonden. De eerste weken van de nieuwe rubber vakbond leken wel op een grote picknick gecombineerd met een religieuze bijeenkomst. 40.000 rubber arbeiders haalde hun vakbondskaarten op. Zij verwachte dat de vakbond, gesteund door de overheid, hen zou redden.
De kreet luidde 'sluit je aan'. Wat daarna gebeurde wist niemand. Men geloofde blindelings en hartstochtelijk dat de vakbond alle problemen zou oplossen, ze rijk zou maken door goede lonen en een einde zou maken aan 'speed-ups' (verhogingen van de productiviteit). Ze hadden geen idee hoe de vakbond dit zou doen, niemand vertelde hen dat ook. Ergens dacht men dat Roosevelt de lonen zou laten verhogen en de speedups zou stoppen.
​
De twee daaropvolgende jaren ontgoochelde hen en de arbeiders ontdekten dat zij zelf moesten handelen om iets te bereiken.
Tegen het einde van 1934 hekelde het labor relations board van het NRA de bedrijven vanwege het weigeren van collectieve onderhandelingen en eiste verkiezingen om vertegenwoordigers te kiezen. De regering had stembiljetten gedrukt en stembureaus opgezet. De rubber arbeiders verwachtte dat de regering de bedrijven zou dwingen om hen te erkennen. Twee dagen voor de stemming wonnen de bedrijven echter een rechtszaak om de stemming voor onbepaalde tijd op te schorten. Men was geschokt en teleurgesteld.
​
De uiteindelijke ontgoocheling kwam in het voorjaar van 1935. De vakbonden zagen vele leden weglopen en stemden in met een staking op 15 april. De overheid bemiddelde echter en wilde dat er gewacht werd op een representatieve verkiezing. De leden voelden zich verraden. Zij stonden op straathoeken hun lidmaatschapskaarten te verscheuren. 'De vakbond is er voor de bazen, niet voor ons' zei één van de leden. Het ledental liep terug van 40.000 naar 5.000, veelal alleen nog lid op papier. Hierdoor bleven de werkomstandigheden ondraaglijk.
​
De mannen spraken elkaar niet op de werkplek maar kwamen buiten het werk samen in cafés en praatte met elkaar over het werk of andere zaken. In de fabrieken maakte het niemand wat uit wat je naam was. Als je blond was heette je 'whitey', of 'blacky' als je zwart haar had. Men was een loonslaaf met een compleet gebrek aan identiteit en rechten.
Soms gebeurde het dat de werkdagen werden ingekort naar 6 uur maar dat de productiviteit gelijk moest blijven aan 8 uur.
Gecombineerd met de slechte omstandigheden buiten het werk zoals weinig eten, amper medische hulp en al het andere zorgden dit ervoor dat de arbeiders tot de conclusie kwamen dat er geen uitweg was behalve via de vakbond. De arbeiders gebruikten daarom een beproefde maar nog weinig gebruikte taktiek, die van de sit down staking. Hiervoor was geen hulp van buitenstaanders nodig en men had zelf de controle.
De aanleiding voor de reeks van sit downs bij de Akron rubberfabrieken kwam voort uit een honkbalwedstrijd met teams van twee fabrieken. Tijdens de wedstrijd kwam men er achter dat de scheidsrechter geen vakbondsman was waarna de spelers op de grond gingen zitten en bleven daar net zo lang tot de scheids vervangen werd door een vakbondsman. Niet lang daarna ontstond er bij Firestone een geschil tussen een aantal werknemers en een voorman. De werknemers gaven bijna toe totdat de voorman hen beledigde. Een van de werknemers zei toen: 'laat hem stikken, we gaan zitten'. Men zette de machines uit en ging zitten. Binnen enkele minuten liep de zorgvuldig geplande flow in de fabriek in de soep. Afdeling na afdeling liep vast. Duizenden arbeiders gingen zitten, de meeste omdat ze wilden en andere omdat het niet anders kon. 'Wat is er gebeurd?', wilde enkele weten. 'Er is een sit down'. 'Een sit down?' 'Ja sukkel, net als bij de wedstrijd zondag'.
Menigeen kreeg eindelijk door hoe belangrijk zij waren voor de fabriek. Er waren slechts een paar mensen nodig om alles stil te leggen. De opzichters waren woedend, de managers liepen gestresst rond. Deze plotselinge stop van de productie kostte honderden dollars per minuut. In minder dan een uur werd het probleem opgelost in het voordeel van de arbeiders.
​
Deze taktiek werd tussen 1933 en 1936 steeds vaker toegepast. Het was inmiddels algemeen aanvaard dat als een kleine groep ging zitten de rest automatisch volgde. Het was voor de meeste arbeiders ook geen probleem. Het was geen sabotage, daar waren de meeste tegen. Het maakte niets kapot. Men plande het enigszins zodat er geen producten verloren zouden gaan. Men gedroeg zich niet anders dan gedurende de normale productie. Er werd niet gedronken en gerookt.
Sit downs effectief en geweldloos
Het management durfde meestal de mensen niet uit elkaar te drijven en te vervangen door andere arbeiders. Men was bang dat men boos zou worden en dat er schade zou ontstaan aan machines. Er zijn geen rijen mensen buiten de fabriek waar de bewakers en politie een groot voordeel hebben. Alles vind plaats binnen de fabriek waar de arbeiders iedere plek kennen.
De zitters stelde hun eigen 'politie eenheden' samen. Men was uitgerust met breekijzers en bewaakte daarmee de deuren. Wanneer nodig werd de politie zonder problemen het pand uitgewerkt.
Het initiatief en de controle van de sitdown kwam rechtstreeks van de betrokkenen. De meeste werknemers wantrouwden, bewust dan wel onbewust, vakbonds mensen, stakingsleiders en commissies, zelfs al hadden ze ze zelf gekozen. De eenvoud van de sitdown is dat er geen leiders of ambtenaren te wantrouwen zijn. Standaardprocedures, zoals sancties, zijn hopeloos achterhaald wanneer werknemers hun gereedschap laten vallen, hun machines stoppen, en er naast gaan zitten.
Het is ook een sociaal gebeuren. Men praat met elkaar. normaal is daar nooit gelegenheid toe. Als er een bijeenkomst is luistert men naar sprekers. Nu niet, nu luistert men naar elkaar. Zo kwam men er achter dat de man naast hen eigenlijk hetzelfde is, hij zit met dezelfde problemen. Het werk is eentonig, saai en geestdodend en iedere afleiding is welkom.
​
Eind 1935 kondigde Goodyear aan van de zes urige werkdag naar de acht urige werkdag te willen overschakelen en daarnaast 1.200 man te ontslaan. Werkloosheid was al hoog en men was niet blij. 29 Januari 1936 zouden de arbeiders van de vrachtwagenband afdeling van Firestone gaan staken i.v.m. loonsverlaging en het ontslag van een vakbondsman. De eerste sit down groep was hysterisch en schreeuwde het uit 'Het is gelukt!' Na 53 uur waren twee fabrieken compleet plat gelegd. Management gaf direct toe. Goodyear medewerkers gingen ook staken i.v.m. loonsverlaging. Ze werden gedwongen weer te gaan werken, na de 3e sit down gaf ook hier het management toe. De crisis kwam op 14 februari. Een paar dagen daarvoor had Goodyear 700 arbeiders ontslagen, dit werd gezien als de start van de 8 urige werkdag. Om 3:10 schakelde 137 arbeiders in afdeling 251-A van fabriek 2 de machines uit en gingen zitten. De grote Goodyear staking was gestart.
De URW (United Rubber Workers) stond niet achter deze staking. De leiding van de URW overtuigde de stakers om te vertrekken en dirigeerde hen uit de fabriek. Goodyear zegde toe de ontslagenen weer aan te nemen. Het was echter al te laat, de arbeiders van alle fabrieken stonden op tegen de 8 urige werkdag. 1.500 Goodyear arbeiders kwamen samen en stemde unaniem om te gaan staken. 4 Dagen later zei de leiding van de URW nog steeds dat het geen URW staking was.
Het bedrijf probeerde de staking met geweld te beëindigen. De Sheriff stelde een groep van 150 man samen om de fabrieken weer te openen, maar de 10.000 arbeiders, ook van andere fabrieken, stonden klaar met pijpen en knuppels. Daarna probeerde een groep van 5.200 burgerwachten, de Law and Order League, met geld van Goodyear en georganiseerd door een oud burgermeester, het. Er zou een aanval zijn gepland op 18 maart. Overal in de stad waren arbeiders paraat om snel ter plaatse te zijn. De Central Labor Council verklaarde in het geval van een aanval over te gaan naar een algehele staking. Hierdoor werd het plan van de burgerwachten ondermijnd.
Roosevelt's belangrijkste bemiddelaar, Ed McGrady, stelde voor dat men weer ging werken en daarna alles voor te leggen. Men scandeerde: 'nee, nee, duizendmaal nee, ik zou nog liever sterven dan ja zeggen'. Na meer dan een maand gaf Goodyear toe aan de meeste eisen, behalve aan de erkenning van de vakbond.
​
Niet alleen Amerikanen gebruikten de sit downs als pressiemiddel. Het principe van de sit downs was bijvoorbeeld al bekend uit de 15e en 18e eeuw in Frankrijk. In 1936 ging er ook een golf van sit downs door Frankrijk. Warenhuizen en slachterijen werden gesloten door het personeel. 30.000 Arbeiders bij Renault en ook bij Citroën gingen weer aan het werk nadat al hun eisen ingewilligd waren. De werkweek ging van 48 uur naar 40 uur en twee weken vakantie werden ingevoerd.
De inzet van spionnen
Machinewerker 8004 werkte op de nokkenas afdeling van de Chevrolet fabriek in Flint, Michigan. Zij produceerde 118 assen per dienst. Uiteraard in het eerste deel van de dienst iets meer dan in het tweede deel van de dienst.
Op een dag in 1935 melde het management dat men in het tweede deel van de dienst net zoveel moest produceren als tijdens de eerste helft van de dienst. Hierdoor zouden er 124 i.p.v. 118 assen gemaakt moeten worden. Men accepteerde deze verhoging maar overlegde onderling de mogelijkheden om verdere speed-ups te voorkomen. Zoals één van hen zei: 'Een ieder die er meer dan 124 had gemaakt aan het eind van zijn dag sneed zichzelf in zijn vingers'. Als men in de eerste helft van de dienst meer dan 62 assen had gemaakt werden deze extra assen verborgen tussen de machines.
Machinewerker 8004 vocht hiertegen en zei tegen de andere dat ze er niet bij stil moesten staan. Hij werd er bijna om in elkaar geslagen. Deze manieren van beïnvloeding van de productiesnelheid kwam wel eens voor, maar heel vaak was het niet. Nr. 8004 was een arbeidsspion wiens rapportages werden gepubliceerd aan de Senate Civil Liberties Investigating Committee.
​
Speed-ups
In 1934 voerde de NRA een onderzoek uit. De meest genoemde klacht is dat men gedwongen werd harder en harder te werken, meer en meer producten te maken met steeds minder mensen. De speed-ups werden niet alleen gehaat vanwege de stijging van de productie, maar ook omdat men niet 'vrij' was. Niet zoals men dat bij een andere baan is of was. Een Buick arbeider klaagde: 'Je moest van en naar het toilet rennen, Als je je behoefte moest doen en je had niemand die even kon invallen moest je de band stilzetten. Als je dat dan deed kreeg je ervoor op je kop'. De vrouw van een GM arbeider klaagde dat haar man niets waard was als hij thuis was. Geïrriteerd en kortaf. Een andere gaf aan dat haar man 30 was, maar er uit zag als 50. Vele hadden last van psychoses door het monotone werk i.c.m. het overwerk. De Flint arbeiders hadden een eigenaardige grijze geelzucht kleur. In juli 1936 stegen de temperaturen tot 38 graden en meer wat alleen al in Michigan tot honderden doden leidde in de fabrieken.
Als een arbeider ook maar het woord 'vakbond' in zijn hoofd haalde werd hij door bedrijfsspionnen direct de fabriek uit gewerkt.
Dit soort zaken werd door een subcommissie van het Committee of Education and Labor, geleid door Robert LaFollette, aan de kaak gesteld. Getuigenissen voor deze commissie, veelal gegeven door arbeiders, met gevaar voor het eigen leven, openbaarde dat GM in 1934 $839.000 uitgaf aan 'detective werk', waarvan de helft aan de firma Pinkerton betaald werd. Honderden spionnen werkten in de fabrieken, speurend naar arbeiders met vakbondsneigingen. GM was lid van de National Metal Trades Association. Een bedrijf dat spionnen leverde om arbeiders te terroriseren en te vervangen door arbeiders die wel werkten en om bedrijfsvakbonden op te zetten die de 'illegale' vakbonden moesten breken of voorkomen. De commissie melde dat het ministerie van justitie en de inlichtingendienst van het leger en de marine met dit bedrijf samenwerkte tijdens deze 'gevechten' tegen de opkomende vakbonden. Er kwam weinig voort uit deze getuigenissen omdat de arbeiders zelf vaak al het terreur in de fabrieken hadden overwonnen met de overwinningen van de vakbonden.
De ontwikkelingen van de vakbonden volgden die van de rubber industrie. Na de komst van de NRA sloten 210.000 autobouwers zich aan bij de AFL (American Federation of Labor) alhoewel dit cijfer overdreven kan zijn. Er was gestemd om te staken, en dit was ook onafwendbaar. De leiding van de AFL stelde het echter telkens uit. Uiteindelijk vroeg Williams Collins, bestuurslid van de AFL, aan Roosevelt om te bemiddelen. Die schortte direct de stakingen op en gaf de arbeiders een Automobile Labor Board om discriminerende zaken te horen en om de vakbonden te legaliseren.
​
Een GM president melde dat men uiterst tevreden was over de uitkomst in Washington. Toen de arbeiders in Flint dit hoorde voelde zij zich verraden en men verscheurde de lidmaatschapskaarten van de AFL, helemaal nadat men hoorde dat één van de vertegenwoordigers van het Automobile Labor Board lid was van de Black Legion (splinter organistatei van de KKK).
Er bleven slecht 528 betalende leden over. In verschillende stakingen die volgde speelde de AFL een onderkruipers rol. Daarnaast werd de AFL gerund door blanke, mannelijke, geschoolde in Amerika geboren mannen. Zij hadden geen boodschap aan de verzoeken van de NAACP (burgerrechten beweging t.b.v. de Afro-Amerikaanse burgers) om ook racisme aan te pakken. De AFL probeerde nog aansluiting te vinden bij de in 1935, door 8 bij de AFL verstootte vakbonden, opgerichte CIO (Congress of Industrial Organizations). De CIO brak met het racisme en elitisme van de AFL. De UAW leiders weigerde om misleid te worden door de AFL en bouwde zelf een vakbond die tegen het einde van het decennium 650.000 leden had.
De Flint sit down stakingen
Tegen eind 1936 namen de autobouwers in Flint, Michigan, de sit down stakingen over van de Akron stakers. Vooral omdat dit de tijd was van de introducties van nieuwe modellen en GM dan altijd speed-ups invoerde.
Flint was voor de komst van GM een stad met 14.000 inwoners en had een florerende koetsindustrie. Nu, met GM in de stad, woonden er 146.000 mensen waarvan er 44.000 voor GM werkte. De bouw van huizen bleef achter bij de groei van de stad. Vele autobouwers woonden in kleine hutjes zonder riolering. Geen wonder dat de sit downs in Flint 44 dagen zouden gaan duren. Er stond te veel op het spel.
​
80% van de inwoners was direct afhankelijk van GM, 20% indirect. In de zomer van 1936 had iedere hoge ambtenaar, burgemeester, hoofd van de politie, rechter etc, aandelen in GM, of zat er in het bestuur. Soms zelfs beide. De enige lokale krant, de Flint Journal, was 100% van GM. Ze controleerde ook het radiostation. Zo kon zelfs betaalde reclametijd van de vakbonden worden geweigerd. De scholen, sociale dienst en alle andere overheidsinstellingen zaten onder het juk van GM. Bilboards door de hele stad spraken van 'The Happy GM Family'.
Totale dominantie maakte deel uit van GM's systeem om tijdens de grote depressie tussen 1927 en 1936 $173 miljoen netto winst te boeken. 8 Aandeelhouders werden binnen 4 jaar miljonair, en dit alleen van het dividend dat aan het eind van de jaren 20 werd uitgekeerd. In 1936 sloot GM een kwart eeuw af met een winst van $2.5 miljard. Een getal dat in die tijd door geen enkel bedrijf in de wereld geëvenaard werd. In 1936 was de netto winst $225 miljoen bij een investering van 945 miljoen. 24% ROI (return on investment)! GM voorzag 55% van alle autobouwers van werk in 69 fabrieken in 35 staten en was groter dan Chrysler en Ford samen. De vaste activa werden geschat op $1.5 miljard. GM had wereldwijd een marktaandeel van 37%. 350 bestuurders ontvingen samen $10 miljoen aan salaris. Alfred Sloan en William Knudsen kregen in 1935 ieder $375.000. Grootaandeelhouder en dus bestuurder was nog steeds de DuPont familie. Zij hadden een kwart van de aandelen in bezit. Dit in schril contrast tot de autobouwers.
In 1935 kondigde de overheid aan dat $1.600 het minimuminkomen was voor een gezin van 4 om goed rond te komen. Een GM autobouwer bracht slechts $900 mee naar huis. Zijn baan was altijd onzeker, de voorman kon je zonder reden ontslaan en tussen iedere wissel van machines voor het nieuwe modeljaar zat een periode van 3 tot 5 maanden zonder werk en zonder WW. Om ontslag te voorkomen kon het ook zo zijn dat je bij het huis van de baas aan de slag moest, of als je deeltijd boer was, kon je hem vlees of groente brengen. GM management probeerde bij iedere start van dit nieuwe modeljaar de productiviteit te laten stijgen en stukprijzen en lonen te laten dalen. Als je weer aangenomen werd in de herfst was dat dus vaak met een loonsverlaging. GM schepte aan de andere kant juist op dat de lonen hoog waren.
​
Vakbondscontracten werden ondertussen wel gesloten bij Chrysler en Dodge. Bij Fisher Body verschenen vakbondsstickers op de auto's die hun boodschap langs de hele productielijn toonden. GM steunde Landon als nieuwe president maar men verloor omdat de arbeiders overweldigend kozen voor Roosevelt waardoor de vakbond zich meer en meer verzette tegen GM.
GM had vele politici in zijn zak en hield iedere buitenstaander in de gaten. Toen Wyndham Mortimer, de UAW leider die de leiding had over de campagne in Flint, in zijn hotel kwam kreeg hij direct een telefoontje van een anonieme beller die vertelde dat hij beter weer kon vertrekken als hij niet weggedragen wilde worden in een houten doos. Mortimer liet zich niet wegjagen en kwam erachter dat nog slechts 122 van de 44.000 autobouwers in Flint lid waren. Daaronder zaten spionnen en leden van de Black Legion (een door Ford en GM gefinancierde KKK afgeleide groepering). De DuPont familie financierde deze terreur groep die activisten in elkaar sloeg, met teer en veren besmeurde en zelfs vermoorde. Om Flint te bewerken was het beter deze lokale vakbond over te slaan en met de mensen zelf te praten. Hij zocht ze thuis op en hun namen bleven een goed bewaard geheim.
In brieven aan de GM arbeiders werd uitgelegd wat winst betekende. Het was het bedrag dat overbleef na aftrekking van salarissen, afschrijving, overhead enz. Deze winst wordt verdeeld over de bazen naast hun toch al hoge salarissen. Deze winst was gelijk aan de som van alle salarissen van de eerste 6 maanden van 1936 van alle 200.000 arbeiders bij GM. Iedere brief eindigde met zijn contactgegevens.
Ondanks hun kleine aandeel in de fabrieken betrok Mortimer ook de zwarten in de vakbond.
UAW hoofd Homer Martin, een anti-communist die werd gesteund door de AFL, deed zijn best om Mortimer over geplaatst te krijgen, weg van Flint. Martin zag dat Mortimer zeer succesvol was en dat bedreigde zijn functie als president van de UAW. In zijn plaats kwam Bob Travis die zichzelf had neergezet als een organisator in Toledo. De communist Travis staat onder arbeidshistorici bekend als een van de meest briljante stakingsstrategen van de jaren 30. Travis onderhield nauwe contacten met Mortimer. Beide zette zich volledig in om de vakbond van de grond te krijgen. Niet alleen voor blanken, maar ook voor zwarten en immigranten.
De vakbondsleiders die een staking bij GM wilden maakte zich zorgen of het wel zou lukken. Veel leden waren hun baan kwijt geraakt bij voorgaande stakingen en slechts een enkeling was lid.
Men was woedend in Flint. Er waren in 1 week 7 sit downs in de Fisher Body No. 1 fabriek. De ene keer werd er een uur eerder gestopt, een andere keer werd de productie verlaagd. Een andere actie was tegen een 20% loonsverlaging. De GM arbeiders begonnen zelf te staken, men deed dit wanneer het hen uitkwam en zonder vakbond.
De vakbonden hadden er zo geen grip op. Bud Simons, een vakbondsleider in de Fisher fabriek, ging naar UAW organisator Bob Travis en zei: 'Jezus Bob, je moet me een staking laten plannen voordat er één ontstaan die we niet in de hand hebben'. 'Zijn ze er klaar voor?' vroeg Bob. 'Klaar voor? Als een zwangere vrouw in haar 10e maand!'riep Simons. Hij sprak op 9 november met 40 man op belangrijke posities binnen de fabriek om te overleggen wat er moest gebeuren als er iets zou voorvallen. De vakbond probeerde zo het vertrouwen van de werknemers te winnen door het ondersteunen van de sit downs en door de instantie te zijn die voor verspreiding van de sit downs kon zorgen.
​
Op 12 november 1936 bijvoorbeeld verminderde men het aantal 'bow-men' van 3 naar 2. Zij lasten het kruis van het dak. Het waren twee broers genaamd Perkins en een Italiaan, Joe Urban. Zij waren geen van alle lid van de vakbond maar hadden wel gelezen van een sit down bij Bendix. Ze stopte dus gewoon met werken. De voorman en opzichter vertelden de mannen weer gewoon te gaan werken. Toen er 20 carrosserieën voorbij waren gekomen zijn ze toch weer begonnen omdat ze er met de dagploeg over wilden praten. De hele afdeling volgde het voorval en verliet de fabriek die avond pratend over de sit down. De volgende dag moesten de Perkins broers zich melden en werden zij ontslagen. Met hun ontslagpapieren gingen zij naar Bud Simons die vervolgens met een andere vakbondsleider de fabriek in rende en riepen dat de Perkins broers ontslagen waren en dat niemand moest gaan werken. Het fluitje blies en iedereen stond gespannen op zijn post. De voorman drukte op de knop en de band met incomplete carrosserieën begon te lopen. Niemand stak een hand uit en een ieder keek naar Simons die in het gangpad stond.
De bazen liepen als gekken rond. De leiding nam Joe Urban mee omdat zij vonden dat het zijn schuld was. De leiding haalde de vestigingsmanager er bij en Simons probeerde verdere problemen te voorkomen door voldoende mensen mee te nemen naar het kantoor. De directie probeerde het op de man af te spelen door de 'zwakkere' arbeiders vragen te stellen. Simons onderbrak telkens het gesprek door voor hen te antwoorden. De directie had dit nog nooit meegemaakt. Simons gaf aan dat het gesprek anders net zo goed kon worden gestopt. De Perkins broers moesten weer aan het werk vond Simons. Uiteindelijk gaf de directie toe en konden zij maandags, het was de late dienst op vrijdag, weer beginnen. Simons zei dat de mannen in de fabriek niet eerder zouden beginnen dan dat de broers terug zouden zijn. Hij vertelde de arbeiders wat er was gebeurd en vroeg wat zij er van vonden. Enkele leiders liepen rond en riepen 'tegen' om de rest te beïnvloeden. Zij waren echter alle voor.
De vestigingsmanager kreeg lucht van dit gesprek en belde de politie om de broers te zoeken. Eén was thuis en de andere was de stad in met zijn vriendin. De politie gaf zijn kenteken door aan alle politieauto's en de lokale radio onderbrak de uitzending om het bericht te melden. Toevallig kreeg de tweede broer het bericht mee in zijn auto. Hij weigerde naar de fabriek te gaan als hij niet eerst zijn meisje thuis kon afzetten en zich kon omkleden. Zodoende wachtte duizend man nog een half uur op de broer. Toen zij terugkwamen ging er een 'hoera' door de hele fabriek zoals deze nog nooit gehoord was. Zoiets was nog nooit gebeurd in Flint. De arbeiders wisten wat een overwinning dit was. Simons gaf nog een korte speech waarin hij zorgvuldig de vakbond niet noemde. 'Kerels', zei hij tijdens een korte stilte, 'jullie hebben gezien wat je voor elkaar kunt krijgen als je samenwerkt, vergeet dit niet!'.
​
Het ledental van de UAW steeg weer van 150 naar 1.500, en dat binnen twee weken. Het ledental van april t/m december 1936 was een gemiddelde 27.000 voor de hele industrie. Het doel van de vakbond was om erkend te worden als onderhandelingsorgaan van de arbeiders. Omdat de fabrikanten dit niet vrijwillig deden, moesten de vakbonden zich wel aansluiten bij de stakingen. De CIO probeerde een staking te voorkomen, terwijl de UAW dit wel nodig achtte maar wilde wachten tot zij beter georganiseerd waren. John Lewis, president van de United Mine Workers en hoofd van de nieuwe CIO had het plan eerst de staal industrie te organiseren, maar de jonge UAW organisatoren namen het voortouw.
​
GM zou niet echt geraakt worden door stakingen in kleine fabrieken. Als juist de Fisher fabrieken in Cleveland en Flint gesloten zouden kunnen worden zou drie kwart van de GM productie er onder te leiden hebben. De vakbond verzocht daarom om een onderhandelingsbijeenkomst met GM. Zij kondigden ook de doelen aan waarmee zij hoopten de arbeiders te overtuigen: een jaarsalaris die voorzag in 'gezondheid, fatsoen en comfort', het vervallen van speed-ups, senioriteit, 8 urige werkdag, betaling van overuren, werkverdeling over minder uren, veiligheidsmaatregelen en een 'echte collectieve onderhandelingspositie'. Men verwachte dat deze onderhandeling in januari zou plaatsvinden, het moment dat de nieuwe gouverneur, Frank Murphy, zou aantreden.
De arbeiders zelf waren zo opgefokt dat zijn amper wilde wachten op de inzet van de juiste procedures. Men wilde staken!
Eind november won de UAW een contract bij de Bendix Corporation na een negendaagse sit down. Een sit down bij de Midland Steel Frame Company in Detroit zorgde voor loonsverhoging, senioriteit en 150% betaling bij overuren. Begin december zorgde een sit down bij de Kelsey-Hayes Wheel Company in Detroit voor erkenning van de vakbond. GM Arbeiders wilde dit ook.
Stop de machines
Men was zo opgefokt over o.a. de speed-ups en toen op 28 december het management van Fisher Body in Cleveland de langverwachte onderhandeling uitstelde zeiden de arbeiders van de spatbord afdeling 'to hell with these delays' en men stopte de machines. Arbeiders bij de afdelingen staal voorraad, metaal montage en afwerking stopten alle met werken. Al snel deden 7.000 mensen mee met de sit down. Het management maar ook de bond waren compleet verrast. De bond wilde juist de staking starten in Flint.
Ondertussen zorgden de gebeurtenissen in Flint dat de beslissende strijd dichterbij kwam. Twee dagen na de start van de staking in Cleveland gingen 50 arbeiders bij Fisher Body fabriek 2 staken ivm de overplaatsing van drie inspecteurs die de bond moesten verlaten en dat weigerde. Later die avond zagen arbeiders in fabriek 1 dat matrijzen werden geladen om naar andere fabrieken te brengen. GM volgde een beleid dat door Knudsen werd beschreven als 'diversificatie van fabrieken waar de macht van de bond gevaarlijk is'. De helft van de machines in de Chevrolet fabriek in Toledo was verwijderd na een staking in 1935 waardoor honderden hun baan kwijt raakten. De arbeiders waren woedend en rende naar de vakbondshal tegenover de fabriek. Toen Bob Travis hen vroeg wat ze wilden riepen ze: 'Sluit haar, sluit die klote fabriek!' Ze renden terug naar de fabriek en barricadeerde de ingangen met carrosserieën van Buicks. Deuren werden dichtgelast en alles werd in paraatheid gebracht i.v.m. een eventuele aanval. Even later opende één van hen een raam op de 3e verdieping en riep: 'Hoera Bob, ze is van ons!".
​
​
Lees verder in deel 2 'De GM sit down stakingen van 1937'