top of page

De GM sit down staking van 1937

Bouten moeren en scharnieren werden gebruikt als munitie.

Gepensioneerde Majoor Henry A. Geerds toont een machinegeweer dat gemaakt is door de stakers van Fisher Body Plant 2 in Flint

Vakbondsleiders met een geluidsauto

De auto van een sheriff moet het ontgelden

De staking bij Fisher Body

Women’s Auxiliary bij de Flint sit down

Chevrolet Avenue, de ochtend na de 'Running of the bulls'

Frank Murphy, New Deal Gouverneur

De National Guard bezet de straten

De National Guard Arriveert bij de Chevrolet fabriek

Walter Reuther begon met werken in de Ford fabrieken in 1927 en werd ontslagen in 1932. Volgens Ford is hij vrijwillig gegaan, naar eigen zeggen is hij ontslagen vanwege zijn socialistische activiteiten. Samen met zijn broer gaan zij bij GAZ in Gorky (Soviet Unie) werken. Deze fabriek is opgezet met medewerking van Henry Ford. Hier ervaren zij een sfeer van vrijheid, veiligheid, werkoverleg en een proletarische industriële democratie. een groot contrast met hun werk als loonslaaf bij Ford. Terug in de USA gaat hij voor GM werken en wordt actief lid van de UAW. Hij heeft wel met communisten samengewerkt maar was meer een anti Stalinistische socialist. Hij heeft twee keer in het ziekenhuis gelegen nadat hij in elkaar was geslagen door stakings brekers in 1937 en 1940. Bij de Battle of the overpass had hij een hardhandige confrontatie met de veligheidsmensen van Ford. Door de winst bij de sit down stakingen was het ledental van de UAW geëxplodeerd. Men moest wel rekening houden met de UAW.  Reuther hielp dan ook met het winnen van stakingen voor de erkenning van de vakbond bij GM in 1940 en Ford in 1941. In de oorlog zat hij o.a. bij het War Production Board. Na de oorlog leidde hij een 113 dagen durende staking bij GM in 1945/1946, deze liep niet helemaal zoals gewenst. In 1946 werd hij net geen president van de UAW. Hij deed erg zijn best communisten uit de kantoren van de vakbond en CIO te zetten. In 1948 overleefd hij een aanval op zijn leven met een shotgun bij hem thuis. In 1949 was hij een invloedrijke liberaal en steunde de New Deal coalitie. In 1952 werd het president van de CIO en wilde graag fuseren met George Meany van de American Federation of Labor. Dit lukt in 1955. Staken deed hij door 1 van de big 3 plat te leggen waardoor de verkopen naar de andere 2 gingen. Behalve hogere lonen, betaalde vakanties kwamen er ook pensioenen (1950 Chrysler), zorg (GM 1950) en een soort ziektewet (Ford 1955). In de jaren 60 steunde hij mensenrechten beweging. Hij bleef invloedrijk tot aan zijn dood in 1970 bij een vliegtuigcrash. Hij sprak zelfs wekelijks met president Johnson in 1964/1965.

Cadillac Square

Roscoe van Zandt, links op de voorgrond

Het was de winter van 1936, de werknemers van GM waren het zat. De werk omstandigheden waren erg slecht. Dit leidde tot de belangrijkste staking in de Amerikaanse industrie en duurde van 30 december 1936 tot en met 11 februari 1937.

De bezetters werden al snel geconfronteerd met het probleem van het organiseren van het 'leven' in de fabriek. Tijdens een dagelijkse bijeenkomst van alle stakers in de fabriek werden beslissingen genomen. Het hele gebeuren rondom de sit down kwam hier ter spraken. Alle besluiten vonden hun oorsprong tijdens deze bijeenkomsten. Het belangrijkste comité bestond uit 17 personen. De stakers in de fabriek toonde een felle onafhankelijkheid van de UAW leiding buiten de fabriek. Bob Travis, de UAW organizator in Flint, hoewel gerespecteerd door de stakers, moest toestemming vragen om iemand naar binnen te sturen om info voor de pers te verzamelen. Onder voorwaarde van controle van die info mocht dat. Een staker vertelde een verslaggever dat hij en zijn metgezellen de fabriek niet zouden verlaten, zelfs niet als de vakbonds president dat zou willen, tenzij ze kregen wat ze wilden. 

 

Groepen van vijftien mensen, meestal mannen die normaal samenwerkten op een afdeling, richten een 'huis' in in een hoek van een hal en woonden samen als familie. Iedere groep had zijn eigen vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordigers kwamen ook regelmatig samen. Het eigenlijke werk van de staking werd gedaan door groepen op het gebied van voedsel, recreatie, informatie, onderwijs, postdiensten, sanitaire voorzieningen, opsporen van geruchten, coördinatie met de buitenwereld etc. Iedere arbeider zat bij minstens één van deze groepen en was verantwoordelijk voor minstens 6 uur stakingsdienst. 

 

Er was speciale aandacht voor verdediging. Een patrouille maakte ieder uur een ronde door de hele fabriek op zoek naar tekenen van een aanval. Beveiliging werd ingesteld bij deuren en trappen. Stakers gebruikte een productielijn om ploertendooiers te maken van rubber slangen, gevlochten leer en lood, en bedekte de ramen met stalen platen met gaten voor brandslangen. Er werd regelmatig geoefend met de brandslangen en men verzamelde stapels bouten, moeren en deurscharnieren voor munitie. 

​

Om 15:00 floot een fluit en alle mannen verzamelde aan één kant van de fabriek. De eerste groep haalde het afval op, de tweede bracht alles op orde en de laatste maakte de vloer schoon. Men douchte dagelijks. Deze maatregelen waren gericht op het behoud van moraal en gezondheid. Ook werden de machines beschermd, sommige werden zelfs gesmeerd. Er werd gecontroleerd op brandgevaar. Eten werd bereid door vrijwilligers buiten de fabriek en werd naar de stakers gebracht door stakende buschauffeurs. 

 

Men had zelfs een rechtbank opgericht om overtredingen van de regels te straffen. De meest serieuze 'misdaden' waren het niet uitvoeren van de opgedragen taken. Niet komen opdagen, in slaap vallen, verlaten van je post, de vaat niet doen, roken buiten de kantine, niet fouilleren van bezoekers, lawaai in het stilte gebied (waar 24 uur per dag stilte was) etc. Straffen pasten bij de misdaad. Als je niet ging douchen moest je de badkamer schrobben. Pas als je herhaaldelijk niet luisterde werd je de fabriek uit gegooid. De rechtszaken hadden veel humor en zorgde voor vermaak. Verslaggever Edwin Levinson vertelde dat 'er meer substantiële humor in een enkele sessie van de kangoeroe rechtbank in de Fisher fabriek was dan in een seizoen van Broadway musical comedies'.

 

Dit soort informele vrolijkheid en creativiteit leek goed aan te slaan. Een favoriet tijdverdrijf was in een cirkel te gaan staan en een naam roepen. Deze persoon moest dan gaan zingen, fluiten, dansen of een verhaal vertellen. Iedere fabriek had zijn eigen band. De stakers verzonnen couplet na couplet over de staking op de melodie van populaire en country muziek.  Algemene vergaderingen begonnen en eindigden met zingen. Vooral 'Solidarity Forever' was populair. 

Solidarity forever - unknown artist
00:00 / 00:00

Eén staker schreef naar huis: 'We zijn met zijn allen een gezellige groep, we voelen ons goed en hebben genoeg te eten. We hebben enkele goede banjo spelers en zangers. We zingen en roepen naar de Fisher jongens en zij doen hetzelfde'. Een andere schreef: 'Ik heb het naar mijn zin, iets nieuws, iets anders, veel lol en muziek'. Een psycholoog gaf aan dat de verandering van de atmosfeer zorgde voor een verandering van de persoonlijkheid. Er was een 'wij' gevoel dat groter was dan het 'ik' gevoel. Ze hadden een paleis gemaakt van hun gevangenis en voelden zich nog nooit zo levend.

 

Hulp kwam vanuit het hele land. Men was trots op het contract dat men had afgesloten met de Milk Wagon Drivers Union. Nu kwam zelfs de melk van vakbonds chauffeurs! Ondanks de poging van de AFL om de staking te saboteren hielpen de afdelingen in Flint, Detroit, Cleveland en Minneapolis de stakers. De URW Goodyear zond $3.000. 6.000 man kwam van UAW Studebaker. Vrachtwagens met eten kwamen aan vanuit Akron. Hudson en Chrysler arbeiders begonnen een 'one-hour-a-day-club' waarbij het loon van één uur per dag werd gedoneerd aan het stakersfonds. Zelfs kleine ondernemers sloten zich aan. Eén van hen zei: 'Deze hele rij winkels staat achter de vakbond. Ik heb nooit dividend gekregen van GM, een vakbonds overwinning is beter voor mijn business'. 

​

Buiten de fabrieken ondersteunde een netwerk van commissies de staking. De verdediging, voedsel, geluidsauto, vervoer, aflossing, publiciteit etc. Vrouwen waren vooral belangrijk buiten de fabrieken. De vakbondsleiding had besloten dat alleen mannen de fabrieken mochten bezetten, dit tot grote woede van enkele vrouwelijke arbeiders. Steun van de vrouwen was essentieel voor het moraal, iets wat GM ook erkende. Zij zette dan ook mensen in om de vrouwen onder druk te zetten om hun mannen weer te laten werken. Maar de echtgenotes en vrouwelijke arbeiders gingen meewerken in de commissies. Na een oudejaarsavond dans besloten 50 vrouwen om een vrouwen bondgenootschap te vormen. Zij richtte een kinderdagverblijf op voor moeders die staakten, een EHBO post, welzijn commissie en dergelijke. Toen de gevechten met de politie begonnen stelde de vrouwen zich op in militaire rijen en waren klaar om te vechten tegen de politie. Een leider zei: 'We zullen een lijn rond de mannen vormen en als de politie wil schieten dan moeten ze eerst op ons schieten'. Een nieuw type vrouw was ontstaan tijdens de staking. 'Vrouwen die eerst ontsteld waren over de vakbonden, die zich ongeschikt voelde voor taken als organiseren, spreken, leiden, zijn, als bij donderslag, het speerpunt geworden van de vakbeweging'. Eén vrouw zei: 'Ik vond een gemeenschappelijke visie en onzelfzuchtigheid die ik niet van mijzelf kende. Ik heb nu eindelijk een doel in mijn leven. Vrouw zijn is niet meer voldoende, ik wil een mens zijn die voor zichzelf kan denken'. 

 

De vakbond coördineerde de staking en gaf aan dat de grootste eis de erkenning was. Wat erkenning inhield werd echter niet verklaard. Arbeiders namen aan dat het betekende dat er op die manier een duidelijke stem was voor hen bij industriële beslissingen en zij steunden dat enthousiast. De staking spreidde zich snel uit van Flint naar andere GM fabrieken. Arbeiders gingen zitten bij Guide Lamp, Anderson Indiana, bij Chevrolet en Fisher Body in Janesville, Wisconsin en Cadillac in Detroit. Gewone stakingen ontwikkelde zich in Norwood en Toledo, Ohio, en Ternstedt, Michigan. GM moest de productie stoppen bij Pontiac, Oldsmobile, Delco-Remy en andere fabrieken wegens tekorten aan carrosserieën. 1 Januari werden alle Chevrolet en Buick fabrieken gesloten, 100.000 GM arbeiders zaten zonder werk. GMs prognose voor januari van 224.000 auto's en vrachtauto's was verlaagd naar 60.000 en in de eerste 10 dagen van februari werden slechts 151 auto's geproduceerd in het hele land.

 

GM weigerde te onderhandelen totdat de fabrieken geëvacueerd zouden zijn en begon een tegenaanval op drie niveaus: juridisch, anti-staking en geweld. De 3e dag van de staking (2 januari) verzochten en kregen de GM advocaten van rechter Edward Black een dwangbevel tot evacuatie van de stakers en toegang tot de fabrieken voor diegene die wel wilde werken. De Sheriff las dit bevel voor aan de stakers die hem uitjouwde waarop hij vluchtte. Vervolgens controleerde een gevatte vakbonds advocaat de volgende dag de zaak en ontdekte dat de rechter 3.365 aandelen had in GM met een waarde van $219.900. Hierdoor was de rechter niet onpartijdig en was het beval niets meer waard. Ook toonde het aan dat de organisatie macht had over de overheid. 

 

Een vakbonds conferentie van 300 man in Flint formuleerde de eisen: vakbonds erkenning voor de UAW, opnieuw aannemen van alle ontslagenen, senioriteit, minimumlonen, dertigurige werkweek, 5 daagse werkweek, 150% loon bij overwerk, geen stukswerk meer en productiviteitsverlaging i.p.v. verhoging.

 

GM en de pers spraken over een Soviet stijl tirannie en dat in een industrie waar 20% meer verdiend wordt dan gemiddeld. De volgende stap van GM was de oprichting van de Flint Alliantie 'voor de veiligheid van onze banen, huizen en gemeenschap' (7 januari). Het werd geleid door George Boysen, een voormalig (en toekomstig) manager bij GM, en, zoals een onderzoeker van de staatspolitie later zou vertellen, was het een product van GM. De alliantie werkte nauw samen met Flint gemeente manager Barringer. Het begon met anti-stakings publiciteit en het werven van arbeiders, ondernemers, boeren, huisvrouwen en scholieren, iedereen die een kaart zou ondertekenen. Op die manier verkregen ze gegevens van mensen. Lidmaatschap was gratis. Een hoog aantal deelnemers is gewenst, zei Boysen, om een groot effect te hebben en om de staking te kunnen smoren. De arbeiders vonden de omstandigheden slecht, maar waren bang hun baan kwijt te raken als ze niet lid werden.

​

Twee weken lang was er weinig geweld in Flint. GM's directeur, Alfred P. Sloan, wilde niet eens onderhandelen met de stakers, Dit maakte het lastig overleg tussen de stakers en het bedrijf te initiëren. Maar op 11 januari werden helpers die eten kwamen brengen tegengehouden door de bewakers die door de stakers de begane grond mochten bewaken. De stakers probeerden het voedsel via een 8 meter hoge ladder te bemachtigen. De bewakers versperde echter de weg naar de ladder. Plotseling versperde de politie de toegang tot de fabriek voor al het verkeer. Er werd duidelijk een poging ondernomen om ze te laten verhongeren en uit te zetten. Tenzij de stakers de poorten zouden innemen zou het kunnen lukken. Twintig stakers marcheerde met knuppels naar beneden en eiste de sleutel van het hek. 'Mijn opdracht is om de sleutel aan niemand te geven' zei de bewaker. De stakers gaven hem en zijn collega's tien tellen waarop zij vluchtte en zich opsloten op het dames toilet. Zij zeiden later dat ze gekidnapt waren. De stakers verbrijzelden daarop de houten hekken onder luid gejuich van andere stakers.  Het leek er op dat de hele boel in scene gezet was. 

 

Plotseling kwamen er patrouillewagens aan met vele agenten. Zij begonnen met traangas granaten naar de stakers en de fabriek te gooien. De omroepauto van de vakbond riep de stakers op om hun posten te houden en om de brandslangen te bemannen. Nu kwamen de voorbereidingen van pas. De agenten werden bespoten met de brandslangen en er werd gegooid met deurscharnieren. De traangas granaten werden direct in emmers met water gedompeld, dit was allemaal voorbereid. Binnen vijf minuten trok de politie zich terug, doorweekt en gehavend. De politie viel nogmaals aan maar de stakers hadden zich weer gehergroepeerd en dreven hen weer weg waarop de politie begon te schieten. Terwijl de gewonden weggedragen werden werd de auto van de sheriff met de sheriff erin omgegooid. Er vielen 13 (andere bronnen zeggen 27)  gewonden.

​

Het conflict van 11 januari kreeg al snel de bijnaam 'Battle of the Running Bulls'. Het werd beschouwd als een grote overwinning voor de stakers, mede omdat ze het konden uithouden tegen de politie aanvallen. Tot dan toe vijandige arbeiders werden ook lid van de vakbond. De UAW kreeg er duizenden leden per dag bij. De dag na de overwinning kwamen duizenden arbeiders de overwinning vieren. Er waren echter wel 1.200 aanhoudingsbevelen uitgegeven om stakers op te kunnen pakken, naast het rebelleren en vernieling van eigendommen werden ze ook opgepakt voor kidnapping. Dit leidde ertoe dat gouverneur Frank Murphy de National Guard inschakelde (12 januari).

​

Murphy was een New Deal Gouverneur bij uitstek. Hij was een zeer lliberale man. Hij was ook bevriend met o.a. Walter Chrysler en Lawrence Fisher, wiens fabrieken het doel van de stakingen waren. Hij had echter ook 1.650 aandelen van GM met een waarde van $ 104.875. Murphy was niet echt van plan de Guard in te zetten en geweld te gebruiken (3 februari). Ook GM wilde dit niet. Knudsen verklaarde dat GM de staking wilde oplossen door onderhandelen. Toch liet GM 7 van de gewonden mannen arresteren toen ze uit het ziekenhuis kwamen. Murphy vond de staking wel illegaal maar wilde geen bloedvergieten. Hij wilde de Guard alleen gebruiken om burgerwacht en Flint Alliance aanvallen te voorkomen terwijl hij wilde blijven dreigen met het uithongeren van de stakers. Hij kreeg op 15 januari zelfs een wapenstilstand voor elkaar waarbij GM zou beloven geen machines te verplaatsen en de fabrieken voor 15 dagen gesloten zou houden. Er zouden alleen gesprekken plaatsvinden met de UAW, maar wel over alle 8 eisen. De stakers buiten Flint moesten de fabrieken dan wel verlaten. De stakers zouden dan hun troef, het bezitten van de fabrieken, weg moeten geven.

​

Binnen Fisher 1 waren de arbeiders alles al aan het opruimen en inpakken en men zou na een diner met kip de fabriek verlaten om naar de Fisher 2 fabriek te gaan. De wapenstilstand en evacuatie werden afgeblazen toen een verslaggever, Bill Lawrence, de vakbond, in de persoon van Henry Kraus, op de hoogte bracht van de misleiding van GM. Hij had een persbericht van het bureau van George Boysen gepakt. Travis stuurde direct boodschappers naar de Fisher 1 fabriek. UAW directeur Martin zag geen probleem in de onderhandelingen met de Flint Alliance, CIO directeur Brophy en VP Mortimer stonden wel achter de zet van Travis. 

De plannen om te onderhandelen met de Flint Alliance waren GMs manier om de vakbond buiten de deur te houden. Vanwege hun betrokkenheid bij de Bulls Run waren Travis, Kraus en Roy en Victor Reuther reeds gearresteerd vanwege onwettige samenscholing en vernieling van eigendommen. Deze aanklachten werden echter al snel ingetrokken. Ondertussen waren enkele fabrieken alweer vrijgegeven; Guide Lamp in Anderson en Cadillac en Fleetwood in Detroit's west side. Men hield spandoeken omhoog met de tekst 'Today GM, tomorrow Ford'.  

 

Op verzoek van Roosevelt werden de onderhandelingen weer opgestart, waarna GM ze weer stopzette na 2 dagen. GM zwoer zijn fabrieken weer te openen omdat de productie vrijwel stil lag. Roosevelt werd verzocht GM te verplichten de onderhandelingen weer aan te gaan, hij weigerde en vond het geen goed idee. GM zag dit als een signaal om de staking te verbreken. Op diezelfde dag kondigde Boyson aan dat de Flint Alliance een actieve rol zou gaan spelen in de heropening van de fabrieken. Op de 26e weigerde GM te verschijnen bij een vergadering die gepland was door Perkins, secretaris van Labor in Washington. Roosevelt vond dit 'onfortuinlijk'.

 

Burgerwachten sloopten het hoofdkantoor van de UAW in Anderson, Indiana en dreven de vakbonds organisatoren de stad uit. De Alliance belegerde vier vakbonds-afgevaardigden in Saginaw en sloegen ze bijna dood. Uiteindelijk heropende GM Chevrolet fabrieken die niet door stakingen platgelegd waren. Het ging om 40.000 arbeiders. Eigenlijk waren ze gesloten door GM om de werknemers op straat te zetten en de UAW de schuld te geven. Auto's konden er amper gebouwd worden, maar er kon wel voorraad opgebouwd worden.  Travis vond niet dat dit het slechtste was dat de arbeiders kon overkomen, vele zaten zonder werk en hierdoor kon men toch geld verdienen zolang de carrosserie fabrieken nog gesloten waren. 

 

GM wilde via de rechter een nieuw dwangbevel krijgen. Ze zochten een rechter die geen andelen in GM had. Rechter Gadola werd op 1 februari verzocht een nieuw dwangbevel op te stellen waardoor de fabrieken vrijgegeven moesten worden en de staking beëindigd. Dit vanwege het feit dat het GM veel verkopen, en dus geld, kostte ten faveure van Ford en Chrysler. Als de stakers niet toegaven zou hij zonder tussenkomst van de gouveneur de National Guard inzetten.

Op dezelfde dag zou er een protestmars zijn vanwege de afstraffing van de 4 vakbondsafgevaardigden deze werd echter afgelast op verzoek van Murphy. Travis was woedend en wees erop dat Murphy de afgevaardigden zelfs had kunnen beschermen. 

 

Chevrolet No. 4

 

De stakers leefde al enkele weken zonder gas en stroom omdat GM dit afgesloten had. GM kreeg weer greep op de zaak. Zonder tegenaanval zouden de eisen van de vakbond verwateren en zouden zij hun greep verliezen.

De lokale leiders in Flint bedachten een gedurfd plan om de macht over te nemen in de grote Chevrolet No. 4 fabriek. In deze fabriek werden jaarlijks 1 miljoen motoren gebouwd. Het probleem was dat de invloed van de vakbond er klein was en dat de fabriek bewaakt werd door Arnold Lenz (dankzij hem kreeg Pontiac de V8 Strato Streak motor in 1955, twee jaar na zijn dood). Lenz had een schrikbewind ingesteld en ontsloeg her en der mensen die lid waren van de vakbonden.

​

Zo ook op vrijdag 29 januari. Hierop riep de UAW op tot een vergadering op zondag. 1.500 leden kwamen opdraven. Travis vertelde hen van de situatie en vertelde dat de vakbond het opnieuw aannemen van de ontslagenen zou eisen. Daarna moesten 150 man nog even blijven. Bij deze zorgvuldig geselecteerde Chevrolet arbeiders, waaronder spionnen, kondigde Bob Travis samen met Kraus en Roy Reuther een sit down aan bij de Chevrolet No. 9 fabriek om 15:20 de volgende dag, 1 februari. Daarna werd de twee belangrijkste leiders verteld dat ze fabriek  No. 9 maar een klein uurtje hoefden vast te houden omdat het echte doel No. 6 was. Ondertussen had Travis drie leiders van No. 6 en No. 4 (Ed Cronk, Howard Foster en Kermit Johnson) verteld dat No. 9 slechts een afleidingsmanoeuvre was. Slechts 6 mensen wisten dus dat No. 4 het echte doel was. 

 

Zoals verwacht waren de beveiligers getipt en gingen van No. 4 naar No. 9. Het plan van Travis werkte. De informatie 'lekte' al snel naar Lenz. Hij geloofde het omdat de vergadering mysterieus was opgezet in een donkere ruimte en met instructiebrieven die pas later gelezen mochten worden. Om 15:20 de volgende dag, tegelijk met de hoorzitting van GM, was er een grote samenkomst bij de vakbondshal, opgezet als een 'protestmars' naar de rechtbank. Duizenden mensen kwamen opdagen en de vrouwelijke hulptroepen waren ook in grote getale aanwezig. Ondertussen reden de geluidswagens van de vakbond door de stad, begeleid door beveiligers, en eindigden zij bij de No. 9 en No. 6 fabriek. Vijf minuten later rende Dorothy Kraus buiten adem naar Travis en gaf hem een brief. Travis richtte zich naar de menigte en zei: 'Ze slaan onze jongens in elkaar bij Chevy 9, laten we er heen gaan!'. Wat niemand wist was dat de brief een blanco stuk papier was. De menigte ging heel snel naar No. 9 waar de journalisten al waren omdat zij getipt waren. Lenz was er compleet in getrapt. De gehele gewapende macht van de Chevrolet divisie stond paraat.

 

Om 15:20 marcheerde de nachtploeg al 'staking' roepend naar binnen. De bewaking sloot direct de poorten en rende onder leiding van Lenz naar binnen 'Rooie! Communisten! 'roepende. De in de minderheid zijnde arbeiders vochten dapper. Ondertussen werden er traangasgranaten naar binnen gegooid. Toen een vrouw het bebloede hoofd van haar man bij een open raam naar lucht zag happen, schreeuwde zij naar de rode baretten: 'Ze laten ze stikken! We moeten ze lucht geven'. De vrouwen smeten alle ramen kapot. Eén van hen zei later: 'Ze vochten binnen en buiten en als wij niet ingegrepen hadden was het veel erger geweest. Het gas dreef naar buiten, recht op ons af, maar we waren het al gewend en gingen er voor'.  Om 15:45 rende de manager van fabriek No. 4 langs de lijnen om alle GM mannen naar No. 9 te dirigeren waardoor No. 4 vrijwel verlaten was. Uiteindelijk gaven de twee leiders, Ted La Duke en Tom Klasey, om 16:10 het bevel aan de mannen om naar buiten te gaan. Daarna werden de lopende banden stil gezet. Bij de rechtbank werd ondertussen nog steeds gesproken over het dwangbevel.

 

Vele arbeiders werden bedreigd met ontslag door de voormannen. Vakbondsmannen marcheerden door de hallen 'We staken' roepend. Naarmate het aantal stakers groeide, groeide ook hun moed. Er was vrijwel geen fysiek geweld meer. Al snel waren er honderden stakers. Omdat er nog steeds afdelingen gesloten moesten worden zwermde de vakbondsmensen langs de machines stilte achterlatend. Men dreef met enige overtuigingskracht de GM mensen uit de fabriek. De fabriek was dood en lag erbij als een gewonde reus. De vakbond had de controle en sprak overal met twijfelende arbeiders.

​

Ondertussen riep een, te kleine, groep arbeiders bij No. 4 dat de fabriek gesloten moest worden, maar ze werden amper gehoord. Diegene bij No. 6 die bekend waren met het plan kwamen ook naar No. 4, maar het waren er nog te weinig. Toen ze terug gingen naar No. 6 bleek de hele fabriek al te staken waarna men naar No. 4 liep en die zo kon sluiten. 

 

De arbeiders die niet wilde staken verlieten de fabriek, ongeveer 2.000 man bleef binnen, en een zelfde aantal vertrok en liet hun lunches achter. Een welkome aanvulling. Toen om 16:15 de voormannen verdreven waren werden de ingangen gebarricadeerd. De bewaking die terugkwam van No. 9 werd verjaagd met zuigers, drijfstangen, tuimelaars en brandslangen. Eén van de vrouwen klom op de geluidswagen en riep dat ze even het traangas uit hun ogen gingen vegen en snel weer terug zouden zijn. Ze wilden geen geweld, maar zouden wel hun mannen beschermen. Al snel waren ze terug, een optocht van honderden vrouwen met rode baretten. Ze verdeelden zich voor de fabriek en maakten duidelijk dat men eerst over hun lijken moest om bij de mannen te komen. Er werd echter geen enkele poging gedaan.

 

De vrouwen verschansten zich en bereiden zich voor op een overnachting. In de fabriek werd de achteringang gebarricadeerd met gondels vol met metalen onderdelen. De grote machtige No. 4 fabriek was verlamd en GM was in het hart geraakt. De briljante plannen, bedacht door Travis, en de vindingrijkheid en heldendaden van de stakers hadden voor de overwinning van de UAW-CIO gezorgd. Joe Sayen klom over het hek en sprak de menigte toe: 'We willen dat de hele wereld weet waarvoor wij vechten. Wij vechten voor leven en vrijheid. Dit is onze grote kans. Wat als we zouden worden verslagen? Wat als we gedood worden? We hebben maar één leven, dat is alles wat we kunnen verliezen en we kunnen beter sterven als helden dan als slaven.' De sluiting van No. 4 op de 34e dag liet zien dat de stakers nog niet uitgeput waren en nog steeds hun grip op de industrie konden vergroten.

​

De GM 'back to work' beweging was tot een halt gekomen. Murphy was woedend. De onderhandelingen zijn 'vernield' zei hij. Hij hekelde de sit down tactiek. Hij zette troepen in rondom Chevy 4. De troepen namen bezit van alle straten en aanrijroutes. Een staat van beleg werd afgekondigd. Bewakers met bajonetten omringden Chevy No. 4. 8 Machinegeweren en 37mm Howitzers werden in de heuvels geplaatst met uitzicht op de fabrieken en er was een grote voorraad traangas. Niemand mocht de fabrieken in, geen vakbonds mensen, maar ook niet de familie. Hierdoor kwam er ook geen voedsel in de fabrieken. De National Guard werd uitgebreid van 2.300 man naar 4.000.

​

Op 2 februari had rechter Gadola het bevel ondertekend en werden de arbeiders verplicht de fabrieken de verlaten binnen 24 uur. De dagvaarding verbood ook het protesteren buiten de fabriek en ook de vrouwelijke hulptroepen moesten het gebied verlaten. 

 

De kachels werden afgesloten waarna men dreigde kampvuren te maken. Direct gingen de kachels weer aan. Hetzelfde gebeurde met het licht. Op 3 februari moest de National Guard het voedsel verbod opheffen onder dreigementen van vernieling. 

 

Er was een plan van oorlogsveteranen waarvan de vakbond geen kennis had genomen. Zij hadden de taak op zich genomen de leiders buiten de fabrieken te beschermen. Zouden de leiders gearresteerd worden door het dwangbevel van Gadola dan zouden zij het stadhuis, politiebureau en de rechtbank bezetten en alle ambtenaren arresteren en de vakbonds mensen vrijlaten.

 

De stakers gingen niet in op het nieuwe bevel van Gadola. Zij hadden nog maar één eis: het erkennen van de UAW door GM. Gouverneur Murphy had GM overtuigd te onderhandelen met de stakers. Het kleed werd onder Barringer's leger weggetrokken toen een GM manager hem vroeg om te demobiliseren. Er stond voor honderden miljoenen aan machines op het spel. Hij zei: 'Het laatste wat we willen is rellen in de straten'. GM probeerde op allerlei manieren de arbeiders uit de fabrieken te lokken. Doktoren kwamen bij de arbeiders vertellen dat een kuchje een gevaarlijke ziekte was. Eén man werd verteld dat zijn vader stervende was, hij vertrok direct. Ook werden er briefjes gebracht waarin stond dat een bepaald familielid ziek was. Uiteindelijk bleven de stakers toch zo goed als allemaal in de fabrieken.

 

Ondertussen zette de AFL zijn verraad door. Nadat men eerder GM hun steun had betuigd hadden ze nu aangegeven dat de staking een nederlaag was. Men eiste dat de fabrieken weer geopend zouden worden. Hun leden hadden namelijk nooit gestemd voor een staking. Clevelands carrosserie fabriek had 6 leden. Toen Lewis werd gevraagd wat dit voor een effect zou hebben op de staking antwoordde hij 'Is die man weer aan het werk gegaan?'.

 

De president van de AFL, William Green, had naar verluidt een belofte van Roosevelt gekregen dat hij niet zou ingrijpen namens de CIO. Green vroeg GM de UAW niet te erkennen. Deze achterbakse AFL actie had net zoveel effect op de UAW als de aanval van een worm op een Mack truck.  

​

De Sheriff las de dagvaarding voor aan de stakers. Die weigerden uiteraard. Hij vroeg Murphy hem te helpen en de Guard in te zetten. Inmiddels zat er 3.000 man in Fisher No. 1. Toen stadsvertegenwoordiger Barringer in de gaten kreeg dat de 4.000 man van de Guard niets deden aan de stakers gaf hij de politie opdracht een 500 man sterk eigen leger in te zetten. 'We gaan daar schietend naar binnen' zei hij. 'De stakers hebben de stad overgenomen en wij nemen hem terug'. Murphy wilde zijn ongeschonden imago behouden en hoopte op een overeenkomst tussen GM en de stakers. Er werden steeds meer burgerwachten geronseld, er waren er al 1.000 die samen met de 4.000 Guards, de Flint politie en de Flint Alliance klaar stonden om in te grijpen. De Michigan Sheriff's Association bood ook nog eens 1.300 man aan. 

 

De vraag rees wat te doen in het geval van een grootschalige aanval. Walter Reuther (hoofd van Local 174) wilde de arbeiders vertellen dat ze zich passief moesten verzetten en op de grond moesten gaan liggen om zo naar buiten te worden gedragen. Travis was woedend. 'Je laat deze jongens toch niet naar buiten lopen als geslagen honden. Als je dat doet ruk je hun hart eruit. Ze hebben gevochten tegen de politie, tegen het tuig van GM en de National Guard kunnen ze ook aan!'.

 

Eén staker schreef: 'Ik hoop dat niemand gewond raakt, het zijn allemaal goede mensen, wij zijn niet en willen ook niet gewelddadig zijn. We komen echter ook niet naar buiten...'.

 

De 3.000 man in Fisher No. 1 waren voorbereid en hadden ook de fabriek voorbereid ter voorkoming van een gasaanval.  Ondanks het verbod waren er ook wapens. Een meerderheid van de stakers had zich opgegeven voor een strijd tot de dood. Op 2 februari berichtte men aan Murphy: 'De politie is van GM, de Sherrif, is van GM, net als de rechters. Het valt nog te bezien of de gouverneur ook van GM is. Wij hebben besloten in de fabriek te blijven en we hebben geen illusies over de offers die dit met zich mee brengt. We verwachten dat vele van ons zullen sterven bij een aanval en we grijpen deze kans aan om onze vrouwen, onze kinderen, de mensen van de staat Michigan en het land te laten weten dat u schuldig bent aan onze dood'.  

 

Travis had verzocht om hulp. Duizenden arbeiders, waaronder vele vrouwen, kwamen uit andere autosteden als Detroit en Toledo naar Flint om te demonstreren. De fabrieken werden stilgelegd toen iedereen vertrok. Auto-Lite, Kelsey-Hayes, Dodge en Chrysler, allemaal steunden ze de GM arbeiders. De menigte van 10.000-en arbeiders bezette Flint en demonstreerde in het centrum en rond de bedreigde Fisher No. 1 fabriek. Chevy No. 4 viel buiten de uitzetting omdat deze na de dagvaarding was bezet. 

5.000 vrouwen werden bijeen gebracht door de vrouwen hulptroepen. Zij besloten in het centrum te demonstreren. De mobilisatie werd 'Vrouwendag' genoemd om provocaties te voorkomen. Toen de deadline naderde gingen zij naar de Fisher No. 1 fabriek en mengde zich onder de duizenden andere en men omcirkelde de fabriek met een menigte van 6 rijen dik. Toen de stakers de 5.000 vrouwen met rode baretten zagen met hun knuppels, poken, breekijzers en pijpen gingen ze door het lint. 'Het was alsof we soldaten waren die het fort beschermden, het was oorlog. De mensen om mij heen werden mijn vrienden. Ik herinner me als kind op school het verhaal van Davey Crokett en 'the last stand at the Alamo'. Dit voelde als ons Alamo.'

 

Op 7 Februari nam Lewis, hoofd van de CIO, deel aan de gesprekken in Detroit samen met Mortimer en advocaat Pressman. Mortimer verving Martin die 'weggestuurd' was om te voorkomen dat hij de boel door de war zou schoppen. 

 

Murphy was aan het eind van zijn latijn. Op de avond van 10 februari bracht hij de dagvaarding naar de hotelkamer van Lewis om hem te melden dat de dagvaarding ingezet zou worden. Lewis antwoordde dat hij dan zelf de fabriek in zou lopen om de Guard aan te vallen.  

 

Met 10.000-en arbeiders rondom de fabrieken en meer dan 5.000 stakers die bereid waren om te sterven gaf GM op de 44e dag van de staking uiteindelijk toe en erkende de vakbonden in de stakende fabrieken en zou alleen met hen onderhandelen en met niemand anders voor de komende 6 maanden. De bonden hadden er vertrouwen in omdat er geen 'concurrentie' was waar mee geconcurreerd moest worden. Ook schatten zij de 6 maanden in als voldoende tijd om alles te regelen. Alle ontslagen stakers moesten weer aangenomen worden en er mochten geen represailles plaatsvinden. Vakbondsbuttons mochten gedragen worden in de fabrieken. Daarvoor werd men er om ontslagen. De dagvaarding werd ingetrokken. De onderhandelingen zouden binnen 5 dagen starten. GM verhoogde meteen het loon met 5 cent per uur in de hoop de vakbond de wind uit de zeilen te halen. Alleen zagen de arbeiders de $25 miljoen loonsverhoging toch als een overwinning van de vakbond.

​

Op 11 februari om 17:00 werd de staking beëindigd en verlieten de stakers na 44 dagen de fabrieken met hun bezittingen in een pakketje op de rug. Oorverdovend gejuich weerklonk buiten de fabriek. In een parade van ruim 3 km waarbij allerlei mensen zich onderweg aansloten vertrok men van Fisher Body No. 1 naar No. 2 en Chevy No. 4. "Solidarity forever' zingend trok de menigte naar het centrum van Flint. De 'Union Town'. De sentiment van het moment werd goed omschreven door een dronken arbeider die tegen een andere zei 'Emmet, je moet me geloven, het is de CIO in mij die praat, niet ik'. De stakers vroegen zich af wat het normale leven zou brengen. Het leek alsof door de staking het leven opnieuw was begonnen. Ze hadden de slag gewonnen, nu de oorlog nog.

​

Toen het nieuws verteld werd aan Bud Simons, hoofd van de stakingscommissie in de Fisher No. 1 fabriek, zei hij dat de mannen er geen boodschap aan zouden hebben. Zij wilden weten wat er met de speed-ups zou gebeuren, en of de bazen strenger zouden worden dan ooit. Men vroeg zich af of ze terug bij af zouden zijn. Deze voorgevoelens klopte. Het beleid van GM was er op gericht de vakbond in bedwang te houden. vooral m.b.t. de productiesnelheid. De arbeiders wilden zekerheid m.b.t. de productiesnelheid maar volgens de op 12 maart getekende CAO had het management alle bevoegdheid hierover te beslissen. Als arbeiders het hiermee niet eens waren moest het plan heroverwogen worden en moest het aangepast worden als het oneerlijk bleek te zijn. In plaats van één vakbondsafgevaardigde per 25 arbeiders ging de vakbond akkoord met een vertegenwoordiging via commissies van niet meer dan 9 man per fabriek. Zij zouden overleg plegen met het management. De vakbond ging uiteraard akkoord om het orgaan te zijn voor arbeiders. Indien de arbeiders problemen hebben met speed-ups of andere zaken zouden zijn naar de vakbond komen. Zij verklaarde ook dat er geen vertragingen of stopzettingen van de productie zouden zijn totdat alle mogelijkheden waren benut om via de normale klachtenprocedure het probleem op te lossen, en in geen geval zonder de goedkeuring van de internationale leiders van de vakbond.  

​

Dergelijke overeenkomsten waren niet voldoende voor de arbeiders die net hun eigen macht ontdekten. Zij veronderstelde een radicale verandering in de machtsstructuur bij GM en ze waren terughoudend om de discipline van het management te aanvaarden. 

 

In de twee weken na Flint starten 87 sit downs bij o.a. Packard, Goodyear, Goodrich en GE waarna direct loonsverhogingen werden toegekend. Volgens Knudsen waren er 170 sit downs tussen maart en juni 1937.  Op 28 maart zaten bijvoorbeeld 200 vrouwen van de naai afdeling van de Fisher no. 1 fabriek. Zij waren het niet eens met de wijze van betaling. Uit sympathie zaten nog 280 andere vrouwen van een andere naai afdeling en tenslotte nog 60 mannen van de transport afdeling. Daardoor moest de fabriek gesloten worden. Dit was niet volgens de nieuwe regels en de vakbondsleiders kwamen snel naar de fabriek om het probleem op te lossen. 

 

Het ledental van de UAW was vier dagen na het einde van de staking al toegenomen tot 200.000. Enkele maanden later waren er nog eens 100.000 lid geworden. In modeljaar 1937 was er $75 miljoen toegevoegd aan de salarissen van de autobouwers.

 

Twee weken later sloegen 935 mannen toe in een Chevrolet fabriek. De onderdelen en service fabriek deed ook mee uit sympathie waardoor Fisher No. 2 ook sloot. Uiteindelijk liepen alle arbeiders van alle andere afdelingen van het Chevrolet complex naar buiten. Intussen sloten ook de Fisher fabriek en de Yellow Truck and Coach fabriek in Pontiac omdat arbeiders staakte vanwege het ontslag van collega's. 30.000 man was inmiddels betrokken. Hieruit bleek dat de arbeiders zonder de vakbonden in staat waren stakingen te starten tussen fabrieken onderling, maar ook tussen verschillende steden. Vakbondsleiders vertelden gouverneur Murphy dat zij verbijsterd waren door de sit downs. Net zo belangrijk was dat de arbeiders de productiesnelheid konden bepalen, ondanks het contract dat zei dat dit alleen door het management bepaald kon worden. Dit melde The New York Times op 2 april. Productie van de Chevrolet fabriek was gehalveerd tijdens de laatste paar weken door gezamenlijke acties van de vakbond en andere belangrijke mensen aan de productielijn die met tussenpauzes werd bediend. 

 

Ondanks dat het de vakbond niet gelukt was om de productiviteit te beïnvloeden zei een arbeider van de Fisher no. 1 fabriek dat de onmenselijk hoge productiesnelheden voorbij waren en dat men nu een stem had. Dat ze nu als mensen behandeld werden en niet als een machine. De druk was verlaagd. Het bewijst duidelijk dat 'united we stand, divided or alone we fail'. Samen komen we er wel.

 

De leiding van de vakbond zag deze wilde stakingen wel als serieuze bedreiging van de vakbond. De CIO ondernam stappen tegen hen:

 

1. Vertegenwoordigers van de UAW gingen ter plaatse het probleem aanpakken zodat de mannen weer gingen werken.

2. Er was een bevel uitgevaardigd dat indien de vertegenwoordigers een stopzetting zouden goedkeuren zonder toestemming zij zouden worden ontslagen en dat de lokale vakbond geen geld meer zou krijgen.

3. De vakbondsafgevaardigden werden 'opgevoed' om het GM contract na te leven en de achterban er van te overtuigen dat staken niet nodig zal zijn

4. In bepaalde gevallen was er een zuivering van heethoofden en onruststokers d.m.v. ontslag, overplaatsing of degradatie.

​

Het CIO contract was een adequaat middel tegen sit downs. Het garandeerde dat er gedurende de contractsduur geen stakingen zouden zijn. Dit ging gepaard met boetes, straffen, ontslag en een zwarte lijst. 

 

Sit downs kwamen in 1937 477 keer voor, meer dan 10 keer zoveel als in 1936. Daarnaast waren er nog vele niet gedocumenteerde sit downs. Het grootste aantal kwam vanuit vrouwen in de textiel industrie. Sitting down had volgens een Detroit News verslager honkbal vervangen als favoriete tijdsbesteding. De sit downs hadden echter wel de grootste impact op de auto-industrie. De vakbond begon nieuwe onderhandelingen met Chrysler. Zij wilden de GM overeenkomst gebruiken. De eigenlijke vraag werd teruggebracht naar 'is de vakbond het enige overlegorgaan'.  Chrysler antwoordde negatief. Binnen no-time waren 50.000 arbeiders van de Chrysler, Dodge, Plymouth en DeSoto fabrieken aan het staken. Na 10 stakingen op 1 dag gaf Chrysler loonsverhogingen aan alle afdelingen en beloofde een contract met de UAW op te stellen voor alle 75.000 arbeiders. Murphy waarschuwde dat er geweld gebruikt zou moeten worden om het respect voor autoriteit terug te krijgen. Hij stelde een 'law and order' commissie in maar de UAW weigerde deze uit te voeren. 

 

Afdelingscommissies in de bezette fabrieken wilde de fabrieken niet verlaten als zij niet erkend werden als de enige onderhandelaars. De CIO was echter akkoord met de evacuatie van de fabrieken. Vele stakers vonden dit een vorm van verraad maar verlieten toch de fabrieken.

 

Tegen 1 april waren er meer dan 120.000 autobouwers aan het staken, Van Hudson tot GM. De politie kon de Chrysler stakers niet aan en ging in de aanval bij de kleinere stakingen.

De UAW riep op tot een massaal protest op Cadillac Square en dreigden 180.000 mensen uit de Detroit omgeving op te roepen, zonder de GM stakers omdat deze net hun contract hadden getekend. Ook in andere steden werden succesvolle sit downs gehouden, in allerlei branches. De serveersters in 3 De Met's theehuizen gingen naar huis met een 25% loonsverhoging. 

​

Door deze enorme acties besloten vele werkgevers vrijwillig te onderhandelen met de vakbonden. Tegen de start van de tweede wereldoorlog waren de vakbonden aanwezig bij alle grote industriële bedrijven. De belangrijkste was US Steel. Hun bittere anti- vakbonds houding was omgedraaid en de CIO Steel Workers Organizing Committe werd erkend op 2 maart en zelfs zonder stakingen! Het was duidelijk dat het verstandiger was te onderhandelen met ervaren mensen van een vakbond dan met onervaren mensen van de werkvloer. Het nieuwe contract kostte US Steel weinig. De loonsverhogingen werden doorberekend in de producten en de beperkingen in de uren moesten toch al ingevoerd worden als ze nog mee wilden dingen naar overheidscontracten. Het contract bevatte ook een passage dat het werk niet neergelegd mocht worden als er problemen waren. Mocht dat het geval zijn dan moest het besluit genomen worden door een onpartijdig persoon aangewezen door het bedrijf en de vakbond. 

 

Een klein staalbedrijf beschreef het als volgt:

Het is een voordeel de vakbond toe te laten op de werkvloer. De arbeiders komen bij de vakbond met hun problemen en deze worden veelal opgelost tijdens een goed gesprek. Hierdoor wordt het management niet lastig gevallen met ieder probleem. Nadeel is wel dat veel van deze vakbondsmensen onervaren zijn en soms heel stoer naar het management gaan voor hele kleine zaken. 

 

Arbeiders hadden de sit downs gebruikt om een tegenwicht te kunnen bieden tegen het management, vrijheid voor het bepalen van de werksnelheid, het werk te verdelen zoals het uitkwam etc. Zij zagen de vakbond als een manier om deze macht te garanderen. De nieuwe CIO vakbonden, net als elke andere politieke organisatie die leden wil winnen, presenteerde zich als de oplossing voor de wensen van de arbeiders. Het doel van de campagnes was de magische 'vakbonds erkenning'. Magisch omdat het van alles kon betekenen voor ieder mens.

 

Voor de arbeiders betekende het een eind aan de speed-ups, minder uren, hogere lonen, betere arbeidsomstandigheden, betaalde vakanties, senioriteit etc, En, hier won het van de grote aantallen cynische mensen met ervaring met de AFL, de CIO verklaarde dat deze vakbond alle arbeiders gezamenlijk vertegenwoordigde en dat men zou vechten tegen de werkgevers. Dit beeld zorgde ervoor dat de CIO als de grote winnaar naar voren kwam van de sit downs, ondanks dat zij zich systematisch verzette tegen de sit downs. Men wilde uiteindelijk 5 miljoen arbeiders onderbrengen bij de vakbond, iets wat binnen 4 jaar lukte. 

 

Ondertussen waren zij instaat zichzelf aan het management te presenteren als een systeem voor het disciplineren van de beroepsbevolking, het beheren van de ontevredenheid van werknemers en de bescherming tegen sit downs, lie downs of enige andere vorm van stakingen. Dit kon aangetoond worden met zaken uit de praktijk. Met medewerking van de overheid die een stevige institutionele structuur voor collectieve onderhandelingen had gecreëerd via de Wagner Act en het National Labor Relations Board kon de CIO de sit down beweging kanaliseren, ver van de macht van de corporate heersers, eigenlijk de macht versterkend over de arbeiders zelf.

 

Zwarte arbeiders

 

Bij de Flint staking waren weinig zwarte mensen betrokken. Er waren slechts een paar honderd zwarte autobouwers. Zij werkten gescheiden van de blanken en gebruikten een andere in- en uitgang. Zij demonstreerden buiten de fabriek en namen het op tegen de politie, de National Guard, burgerwachten en de Black Legion (de noord Amerikaanse afdeling van de Ku Klux Klan). Ook moesten ze omgaan met racistische blanke demonstranten. Roscoe van Zandt was, zover bekend, de enige zwarte staker. Hij zat in Chevrolet no. 4. De eerste avond was hij op zichzelf gekeerd, maar hij kreeg al snel het enige bed toegewezen omdat hij al wat ouder was. Toen men op 11 februari de fabrieken verliet, liep van Zandt met de Amerikaanse vlag. 

 

De 1939 Fisher Body Plant Riot in Cleveland

 

Na drie weken liep de spanning hoog op in Cleveland. De stad met de grootste autofabriek, de zeven verdiepingen tellende Fisher Body fabriek uit 1921, die op dat moment 2 deurs Chevrolet carrosserieën bouwde werd geplaagd door stakingen sinds de UAW-CIO, concurrent van de AFL, een staking aankondigde bij een 12-tal GM fabrieken in juli.

 

In de zomer van 1939 wilde de UAW-CIO een aanvullende overeenkomst met GM voor de arbeiders van de Tool and Die afdelingen. GM wilde echter niet onderhandelen, zij beweerden niet te weten of de UAW-CIO of de AFL het wettelijk bindende contract met GM had. GM's directeur William Knudsen vertelde de krant dat als de staking voortgezet zou worden de productie van de 1940 modellen zou vertragen. 

 

GM zei dat de fabriek gewoon doordraaide tijdens de staking, hetzij op een lager pitje. De week ervoor was Bob Travis (die ook een grote rol speelde in de 1937 Flint sit down) in Cleveland aangekomen om de staking te leiden en de fabriek te sluiten. Op maandagochtend 31 juli versperde een groep arbeiders van de White Motors factory samen met een groep van Bender Body de ingang van de GM fabriek. Niet stakende arbeiders werd de weg versperd. Iedereen verwachte problemen die ochtend. De stakers droegen papier maché helmen en de politie was paraat met 150 man op paarden en uitgerust met traangas. De burgemeester was aanwezig samen met een waarnemer van de National Guard van Ohio en Clevelands Safety Director Eliot Ness. De problemen ontstonden direct om 6:00 toen een groep niet-stakers probeerde door de menigte te rijden (zo'n 5.000 a 6.000 man). De stakers dromden rond de auto's waarop de politie direct ingreep om ruimte te maken. De menigte reageerde direct door de auto's en de agenten te bekogelen met stenen. Dit was de aanleiding voor de gevechten van de komende uren, vaak voor de voeten van de burgermeester en Ness. De politie gebruikte traangas en waterkanonnen terwijl de stakers auto's omver wierpen en traangas granaten terug gooide naar de politie. Op dat moment kwam er een auto met niet-stakers om de hoek. De stakers gingen er direct op af en gooide een steen door de voorruit. Andere stenen verbrijzelde de zijruiten en de stakers trokken de inzittenden uit de auto die met knuppels bewerkt werd en omver werd geworpen. Eén van de inzittende vluchtte en werd direct achtervolgd. Iemand stak een lucifer aan en stak de auto die benzine lekte in de brand. Direct kwam de brandweer erbij om te blussen. 

 

De politie had orders gekregen niet te schieten tenzij de stakers de fabriek zouden bestormen. Ze werden beschreven als 'links en rechts slaand met hun knuppels'. Ze werden geholpen door de verkeerspolitie die uit het centrum was gehaald. Uiteindelijk dwongen zij de menigte naar Donovan's Loop, een restaurant dat gebruikt werd door de vakbondsleiders om de staking te leiden. Halverwege de ochtend spraken George Matowitz, hoofd van de politie, en Bob Travis over een staakt het vuren. In de middag laaide de gevechten toch weer op waarna Bob Travis via een omroepinstallatie op het dak van het restaurant beloofde dat de volgende dag de groep 2x zo groot zou zijn, waarna het rustig werd. 46 mensen waren gewond en 13 gearresteerd. 

 

Ness riep een verboden toegang zone uit rond de fabriek om samenscholing te voorkomen. Hij vertelde de stakers dat ze niet meer dan 5 man per poort mochten opstellen. Hij beschreef het later als een soort 'staat van beleg'. Hij maakte een uitzondering voor Donovan's Loop, daar mochten niet meer dan 10 man tegelijk zijn. De stakers verplaatsten zich naar de huizen van de niet-stakers. Ness riep daarom een verbod uit op protesteren rondom huizen in heel Cleveland. 450 niet-stakers waren toch in de fabriek gekomen, 200 van hen bleven ook gedurende de nacht terwijl de menigte, die overdag opliep tot 8000 man, zich langzaam verspreide. Ness hield de politie paraat voor het geval de beloofde 20.000 stakers zouden komen opdagen, maar dit gebeurde niet. 

 

Er waren de volgende dagen nog wel wat relletjes in Detroit, maar in Cleveland bleef het rustig. De staking duurde inmiddels 4 weken en vanwege de startende productie van de jaren 40 modellen gaf GM toe. Vrijdag 4 augustus stelde GM een contract op met UAW-CIO die de arbeiders van de Tool and Die afdelingen uitbetaling van overuren garandeerden. Hierdoor eindigde de staking van 7.000 arbeiders in 12 fabrieken. Het gaf de UAW-CIO exclusieve rechten voor de samenwerking met GM. In het land werden er echter wel vragen gesteld over de tactiek van de UAW-CIO. Men dacht dat als de CIO zelf tijd en plaats had mogen bepalen voor de staking zij eerst gewacht zouden hebben op een zet in de staalindustrie, of bij de rubber- of kolenindustrie.  Het was dan ook een zet van de arbeiders zelf. Het succes hiervan zat hem in het feit dat iedere arbeiders met zijn 'eigen' taak een deel van het tandwielstelsel was. Haal een paar delen van of het hele tandwiel weg en alles ligt stil. 

​

Dit hele gebeuren ging dieper dan men besefte. Achter GM stond de staal industrie. Achter de staal industrie zat ook de familie Du Pont. Het was een gevecht tussen de arbeiders klasse en het Amerikaanse kapitalisme. Achter GM zaten ook de fascistische Liberty League en Black Legion. Het automonopoly vertegenwoordigde een financiële macht die was verstrengeld met kapitaal over de hele wereld. Veel gevestigde wetten om de arbeiders in toom te houden werden gebroken.

 

Ness behield zijn functie tot en met 1942 en keerde daarna terug naar Ohio en probeerde burgemeester van Cleveland te worden in 1947. De leden van UAW Local 45  staakte opnieuw in 1946 voor een loonsverhoging van 30%. Deze eisen werden gedeeltelijk ingewilligd. De Local 45 werd opgeheven toen GM de fabriek sloot in 1982. 

​

De toekomst van de AFL en de CIO

 

De American Federation of Labor (AFL) was een van de eerste federaties van vakbonden in de Verenigde Staten. Het werd opgericht in Columbus, Ohio in mei 1886 door een alliantie van ambachtelijke vakbonden die ontevreden waren over de 'Knights of Labor' een nationale arbeidsvereniging. Samuel Gompers van de Cigar Makers International Union werd verkozen tot president van de federatie bij haar oprichtingsbijeenkomst en werd elk jaar herkozen, behalve één jaar, tot zijn dood in 1924. De AFL was de grootste vakbonds groepering in de Verenigde Staten tijdens de eerste helft van de 20e eeuw, ook na de oprichting in 1935 van het Congres of Industrial Organizations ( CIO ) door vakbonden die werden verdreven door de AFL. Hoewel de Federatie werd opgericht en gedomineerd door ambachtelijke vakbonden gedurende de eerste vijftig jaar van zijn bestaan, gingen veel van zijn leden over op de basis van een industriële vakbond om aan de eisen van de CIO in de jaren 40 te voldoen.

 

In 1955 werd de AFL samengevoegd met zijn oude rivaal , de Congress of Industrial Organizations. De UAW richtte met de Teamsters in 1968 de ALA op die in 1972 alweer werd opgeheven. De UAW slootte zich bij de AFL-CIO aan in 1981, de Teamsters deden dat in 1987. De AFL-CIO is een federatie die tot op de dag van vandaag actief is. Samen met zijn opvolgers vormt de AFL de langdurigste en meest invloedrijke arbeidsfederatie in de Verenigde Staten.

bottom of page