Ford Massacre, de donkerste dag van Detroit
Belangrijk nieuws over de Lingbergh baby maar tegelijk tragisch nieuws bij Ford
De honger demonstratie in Detroit 7 maart 1932
In de laten jaren '30 waren het de sit down stakingen bij GM die een keerpunt veroorzaakten voor de vakbonden. Er gingen vele bloederige incidenten aan vooraf. De economische groei was eind jaren 20 abrupt tot een einde gekomen toen de beurs crash van 1929 voor vele ontslagen arbeiders zorgden.
Stel je voor dat je in Detroit bent in de jaren '20. De autoindustrie bloeit als nooit tevoren. Ford, GM en Chrysler zijn inmiddels de top drie autogiganten in de wereld. Het was een glorieuze tijd en iedereen in Amerika en dus Detroit maakte er deel van uit. Iedereen had een goed leven. De auto was beschikbaar voor iedereen en niemand was werkloos.
​
De grote drie maakte enorme winsten, zeker Ford dat het grootste automotive bedrijf in Noord Amerika was dankzij de Model T. Ford begon echter problemen te krijgen door dalende verkoopcijfers van de inmiddels verouderde T. Maar dit waren niet de grootste problemen van Ford. In 1929 daalde de aandelenmarkt en uiteindelijk zou de beurs crashen op 29 oktober. De grote depressie was begonnen. Doordat de brandstofprijzen enorm stegen wilde bijna niemand meer een nieuwe auto. Dit leidde tot grote aantallen ontslagen werknemers. In 1931 produceerde men nog maar 1.332.000 auto's, nog maar een kwart van twee jaar ervoor (5.337.000).
​
Levensonderhoud werd duurder en duurder. Er waren nog maar weinig mensen die geld verdienden. Mensen reden rond om eten uit te delen omdat men op straat verhongerde. Detroit's belofte van welvaart was teniet gedaan. Twee later was de crisis verhard. Er overleden dagelijks mensen door honger. Er bestond geen WW uitkering. Henry Ford, toen de rijkste man ter wereld, zei dat het de eigen schuld was van zijn werknemers omdat ze niet hard genoeg werkten. Twee derde van zijn werknemers was inmiddels ontslagen. En dit terwijl ze juist hard werkten om hun gezin te onderhouden. Doordat kleine banken failliet gingen verloren vele ook nog hun spaargeld.
​
Het netwerk van werklozen in Detroit werd één van de grootste en sterkste in de wereld. Men hielp elkaar waar men kon. Er werd besloten te demonstreren bij de Ford fabriek voor een uitkering en rechten voor werknemers.
​
The Hunger March
​
Bijeen geroepen door het communistische arbeidsbureau en de vakbonden demonstreerde men voor vele zaken: banen voor alle ontslagen Ford werknemers, onmiddelijke betaling van 50% van het loon, 7 urige werkdag zonder terugval in salaris, minder speedups (snellere productie) twee pauzes van een kwartier, geen discriminatie van Afro-Amerikanen, uitkeringen, medische hulp in het Ford ziekenhuis voor zowel werknemers als ex-werknemers en hun familes, 5 ton kolen per winter, opheffing van Ford's Service Department (Ford's gehate privé leger van spionnen en zware jongens onder leiding van Harry Bennet), geen huisuitzettingen voor Ford werknemers, directe betaling van 50 dollar om de winter door te komen, volledige salarissen voor part time werknemers, afschaffing van het corrupte systeem van het aannemen van personeel en het recht om zich te organiseren.
​
De demonstratie startte in Detroit, Michigan. Er namen tussen de 3.000 en 5.000 deel. Het was de koudste dag van die winter. Het verliep allemaal goed totdat de burgermeester van Dearborn, Clyde Ford, die een neef was van Henry Ford, de oproer- en militaire politie inzette. De demonstraten werden uiteen gedreven met traangas maar de demonstranten overwonnen de weerstand door het gooien van stokken en stenen. Eén agent schoot een demonstrant neer. De demonstraten vielen uiteen maar kwamen weer bijeen bij de Ford fabriek. Brandweerlieden spoten ijskoud water op de demonstranten om ze te laten stoppen.
​
Alles leek nog in orde tot men de brug bij Fort Street bereikte (de ingang tot de fabriek). Terwijl Henry in de fabriek was gaf hij zijn Service Men de opdracht te schieten op de menigte. Zij werden ondersteund door de politie en brandweer die werden ingezet door Clyde Ford. Er vielen 3 doden en 22 gewonden. De leiders besloten om de demonstratie te stoppen. Op dat moment reed Harry Bennet in een auto naar de menigte, opende een raam en schoot op de menigte. De auto werd direct bekogeld met stenen waardoor Bennet gewond raakte. De Dearborn politie en Ford's service men schoten met machinegeweren op de menigte waardoor er een 4e dode viel.
​
De gewonden werden gearresteerd en vele van hen werden vastgemaakt aan hun ziekenhuisbed. Geen enkele wetsdienaar of service man werd gearresteerd hoewel alle rapporten aangaven dat zij waren begonnen met schieten. De kranten kopten de volgende dag verkeerde berichten die sommige dagen laten al rectificeerden.
​
Op de begrafenis van één van de dode riep een spreker op tot organizeren en vechten. Zo'n 25.000 tot 80.000 mensen (men weet het niet zeker...) namen deel aan de tocht naar de begraafplaats. De tocht had zelfs een slogan 'Smash teh Ford-Murphy terror'. Frank Murphy was de burgermeester van Detroit. Men dacht dat Murphy betrokken was bij de slachting. Murphy keurde het gewels juist af. Hij vond dat het vastbinden van de gewonden echt niet kon, Hij vond Bennet een bruut en Henry Ford een verschrikkelijke man. Enkele maanden later overleed een Afro-Amerikaanse demonstrant aan zijn verwondingen. Hij mocht vanwege het segregatie beleid (geen zwarten op een witte begraafplaats) niet bij zijn kameraden begraven worden. Hierop huurde men een vliegtuig en werd zijn as uitgestrooid over de begraafplaats en naar verluid ook over de Rouge fabriek.
​
Het onderzoek naar de slachting was volgens vele een bevooroordeelde en onwetende zaak geworden.
​
Op 11 april 1941, 9 jaar later, tekende Henry Ford een overeenkomst met de UAW na een 10-daagse sit down staking waar 40.000 Ford werknemers aan deelnamen. Decennia later, in 1992, kochten UAW leden 5 grafstenen, inclusief één voor de uitgestrooide man. De tekst vermelde 'hij gaf zijn leven voor de vakbond'.
​
​