top of page
Dollar for dollar, you can't beat a Pontiac

In 1893 wordt door Edward Murphy in het Amerikaanse Michigan onder de naam Pontiac Buggy Company een fabriek voor het bouwen van koetsen opgericht. Een aantal jaren later werd duidelijk dat de toekomst niet in koetsen lag, maar in auto’s. Hierop richtte Edward Murphy in 1907 de Oakland Motor Company op om zich ook in de fabricage van automobielen te mengen. Het was een tijd van pionieren en samenwerkingen. In 1908 introduceerde Ford zijn T Ford, een mijlpaal in de autogeschiedenis.



















​

​

De grote tegenhanger van Ford, General Motors (GM), was voortdurend op zoek naar talent om een gepast antwoord op het succes van Ford te vinden. Een vriend van Edward Murphy, William Durant, de oprichter van GM, was onder de indruk van Edward Murphy en kocht daarom de helft van de aandelen van de Oakland Motor Company. Dit gebeurde in januari 1909. Murphy stierf echter onverwacht in de zomer van 1909 waarop GM besloot ook de rest van het bedrijf over te nemen.



Het merk Oakland, nu genoemd Oakland Motors Division, groeide en was behoorlijk succesvol. Binnen het GM concern had Oakland een plek gekregen net boven Chevrolet en net onder de premiummerken Oldsmobile en Buick.



Het GM concern had in het begin van de jaren twintig te kampen met productie en- kwaliteitsproblemen. Om deze problemen te lijf te gaan werd een concernbreed programma opgezet dat de problemen wist op te lossen. Het volgende probleem dat binnen het concern naar voren kwam was dat de programma’s van Chevrolet, Oakland, Oldsmobile, Buick en Cadillac prijstechnisch niet goed op elkaar aansloten. Om dit probleem op te lossen kreeg Cadillac de opdracht om het merk LaSalle, Buick het merk Marquette en Oldsmobile het merk Viking op te richten. Op deze wijze moesten de gaten tussen de verschillende merken worden gedicht. Om het gat tussen Chevrolet en Oakland te dichten kreeg Oakland de opdracht om het merk Pontiac op te richten. En om dat merk draait het in dit artikel.



In 1926 is het dan zover. Vanuit de Oakland-divisie introduceert GM het nieuwe merk Pontiac. Het publiek kan voor het eerst kennismaken met het nieuwe merk op de New York Autosalon in 1926. De eerste Pontiac die wordt voorgesteld is de zescilinder Pontiac Chief (Pontiac Series 6-27), een zescilinder voor de prijs van een viercilinder die meteen aansloeg. In het eerste productiejaar werden al 76.742 Pontiacs gemaakt, in het volgende jaar zijn dat er al 127.883 en bezet Pontiac de zesde plek in de lijst met meest verkochte merken in de VS. Eind 1927 komt Pontiac met een nieuwe serie voor het modeljaar 1928, de Pontiac Series 6-28. Op dit model verschijnt voor het eerst het logo met het silhouet van een indianenhoofd. Dit logo zou tot 1956 blijven bestaan.





















​



Ondertussen beginnen de verkopen goed op stoom te komen en is uitbreiding van de productiecapaciteit noodzakelijk. In de staat Michigan wordt in de plaats Pontiac een nieuwe fabriek gebouwd. De Series 6-28 slaat goed aan en de verkopen lopen nog verder op. Voor 1929 introduceert Pontiac de 6-29 Big Six. Dit was feitelijk geen nieuw model maar een Vauxhall. Niet lang daarvoor had GM het Engelse Vauxhall overgenomen. De 6-29 Big Six was de eerste Pontiac die ook als cabriolet werd geleverd. In 1929 verlaat de 500.000ste Pontiac de fabriek. De toekomst van Pontiac ziet er rooskleurig uit.

Maar dan gaat het mis. In oktober 1929 stort de financiële markt in. Wall Street staat in brand. In de Verenigde Staten breekt een moeilijke tijd aan. De vraag naar auto’s, die tot de beurs crash nog elk jaar was toegenomen, stort in. Ook Pontiac ontkomt hier niet aan. Ondanks een prijsverlaging van 15% worden er van de Pontiac 6-30B slechts 62.888 exemplaren gemaakt.



In 1931 veert Pontiac weer een beetje op als de nieuwe Series 401 het goed blijkt te doen. Maar op de in 1932 verkochte Pontiacs, 47.926 stuks, wordt een verlies geleden van $125,35 per stuk. Het gerucht gaat dat Pontiac, samen met Buick en Cadillac, zou worden stopgezet. Zover laat GM het echter niet komen. Wel betekent de recessie het einde van het merk Oakland. Het merk speelt sinds de start van het merk Pontiac een steeds minder belangrijke rol. De verkoopaantallen van Pontiac overschaduwen de aantallen bij Oakland met grote getallen. In 1931 besluit GM dan ook om met het merk Oakland te stoppen.



Vanaf 1933 is Pontiac voor het ontwerp van zijn modellen niet langer afhankelijk van de centrale GM Art & Colour ontwerpafdeling, maar krijgt Pontiac een eigen ontwerpstudio. De nieuwe hoofdontwerper Frank Hershey is ontevreden over de lopende modellen en laat alles in twee weken tijd opnieuw ontwerpen. Het resultaat van deze actie was een goedkope 8-cilinder, die echter de uitstraling had van de veel duurdere modellen op de markt. Om de prijs van de Pontiacs laag te houden worden veel onderdelen geleend van Chevrolet, waaronder de carrosserie. Met de nieuwe 8-cilinder krijgt het imago van Pontiac een flinke duw voorwaarts en de verkoopcijfers laten bijna dubbele cijfers zien ten opzichte van 1932, 85.348 tegenover 47.926 stuks. Met de wind opnieuw in de rug is het Pontiac dat in 1934 als eerste divisie van GM een auto met onafhankelijke voorwielophanging in productie kan nemen. De verkoopcijfers blijven stijgen en in 1935 stijgt de verkoop naar 140.000 stuks. De stijging zet in 1936 door tot 172.000 Pontiacs en in 1940 worden zelfs 217.000 auto’s gebouwd. In dat jaar verlaat ook de miljoenste Pontiac de fabriek.

​

In 1941 biedt Pontiac als eerste kopers de keuze tussen verschillende motoren. De productie steeg dat jaar tot 330.061 exemplaren.

Ondertussen stond de Tweede Wereldoorlog op het punt mondiale vormen aan te nemen. Op 1 maart 1941 begint Pontiac dan ook een luchtafweergeschut te produceren, de Oerlikon 20 mm , voor de Amerikaanse marine. Vanaf 1942 werden Amerikaanse autobouwers verplicht om bijna geen chroom meer te gebruiken. Alle Pontiac onderdelen, uitgezonderd de bumpers, die normaal van chroom waren gemaakt waren nu van geschilderd staal. Deze modellen, die veel minder mooi waren, staan bekend als blackout modellen. Daarnaast begon het merk ook automatische machinegeweren, assen voor tanks, onderdelen voor dieselmotoren en vliegtuigtorpedo’s te produceren.

​

Na de aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 raken ook de Verenigde Staten rechtstreeks betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Op 10 februari 1942 wordt de laatste vooroorlogse Pontiac gemaakt en schakelt de fabriek in zijn geheel over naar oorlogsproductie.







































​​

Tegen het einde van de oorlog werd het tijd om weer aan de gewone productie te beginnen. Nieuwe machines, die de productie tot 500.000 moesten verdubbelen, worden in de fabriek geplaatst. In december 1945 begint de UAW, de vakbond van de auto-industrie in de VS, echter een staking voor meer loon. Pas op 3 maart 1946 wordt de staking beëindigd met een loonsverhoging. Ook Pontiac wordt door de staking getroffen. De eerste naoorlogse modellen zijn licht aangepaste modellen uit 1942, maar de vraag naar auto’s is direct na de oorlog zo groot dat de verkoop toch steeg van 113.109 in 1946 tot 206.411 in 1947.



Voor nieuwe Pontiac modellen moet het publiek nog tot 1949 wachten. Wel komt Pontiac in 1948 met de Hydra-matic automatische versnellingsbak die als optie leverbaar wordt. Net voordat de nieuwe naoorlogse modellen van Pontiac in productie gaan bleek uit spionagefoto’s dat Ford met een bijna identieke radiatorgrille zou komen. Omdat de Ford modellen eerder op de markt zouden komen besloot Pontiac om snel voor een nieuw ontworpen radiatorgrille te zorgen.



In 1950 lanceerde Pontiac de Catalina. De Super De Luxe versie van de Catalina was het meest luxueuze model uit die periode. Op hetzelfde moment had het merk ook de goedkoopste 8-in-lijn van het land. Er werd een productie van 446.429 stuks gehaald in dat jaar. De jaren ’50 betekenden de opkomst van de automatische transmissies en V8 motoren en ook Pontiac concentreerde zich op de ontwikkeling van een V8 motor gekoppeld aan een automatische versnellingsbak.

​

In 1951 wordt de productie beperkt door de Koreaanse Oorlog en in 1952 wordt het gebruik van chroom wederom ingeperkt. De verkoop lag destijds respectievelijk op 337.821 en 266.351 stuks. In 1953 werd een nieuw type, de Pontiac Star Chief, gelanceerd, met optionele elektrische ruiten, airconditioning en stuurbekrachtiging. In 1953 werden 385.692 auto’s verkocht. Tot 1955 blijft Pontiac een sterk merk.





































​

​

In 1956 debuteert Pontiac in de autosport. De 73-jarige Ab Jenkins reed met een aangepaste Pontiac een nieuw snelheidsrecord voor de 24 uur. Hij reed gemiddeld 190 km/u over een afstand van 4572 km. Het initiatief voor Pontiacs deelname wordt toegeschreven aan Semon Knudsen, de nieuwe manager van het merk. Knudsen moest het merk, dat bekend stond voor duurzame en betrouwbare maar niet voor opvallende auto’s, opwaarderen. Dat was nodig omdat de verkopen in 1956 begonnen terug te lopen. Daarvoor nam Knudsen nog meer stappen. Kort voor de productie van de 1957 modellen liet Knudsen het tot dan kenmerkende radiatorrooster schrappen. Ook verving hij het embleem met het indianenhoofd dat sinds 1928 op alle Pontiac auto’s had gestaan. In februari werd de Pontiac Bonneville gelanceerd als een topmodel. Er stonden slechts 630 exemplaren gepland, allemaal cabriolets. De V8 leverde meer dan 300 pk en gaf de auto een topsnelheid van 209 km/u.

edwardmurphy.jpg
Horsepower to burn

Het in 1957 geschrapte logo met het indianenhoofd, dat sinds 1928 alle Pontiacs had gesierd, werd in 1958 vervangen. Op het nieuwe logo was de punt van een indiaanse pijl te zien. Een jaar later kwam Pontiac met een nieuw chassis dat met een breedte van 162,5 cm de breedste op de markt was. Er werd dan ook mee geadverteerd onder de naam 'Wide Track'. Voor 1959 was ook een nieuwe tweedelige grille ontworpen, dat later één van Pontiacs stijlkenmerken werd. Dat dit niet meteen werd onderkend blijkt wel uit het feit dat in 1960 de grille al weer was verdwenen. Pontiac maakte die misstap een jaar later meteen weer goed, in 1961 was de kenmerkende grille weer te zien.























​



In 1960 verkocht Pontiac 399.646 auto’s uit 16 verschillende modellen en 4 series. Voor de racefanaten werd vanaf dat moment een optioneel Super Duty pakket aangeboden. In 1963 werden bijna 600.000 Pontiacs verkocht en in 1964 687.902. Daarmee was Pontiac het derde merk van de Verenigde Staten. Dat jaar werd ook de LeMans GTO geïntroduceerd. General Motors had zich echter in 1963 volledig uit de racerij teruggetrokken en er mochten geen high performance auto's meer aangeboden worden. Het GTO pakket werd 'stiekem' in een advertentie voorgesteld. De vraag was direct groot. GM stond een klein aantal toe maar moest dat vanwege succes toch verhogen. Ondanks de aanvankelijke terughoudendheid van GM is het deze GTO die als stamvader van de muscle car wordt gezien.



Als antwoord op het grote succes dat Ford oogst met de Mustang introduceert Chevrolet de Camaro. In 1967 komt Pontiac in dit segment binnen met een eigen versie van de zojuist geïntroduceerde Camaro. De nieuwe Pontiac krijgt de naam Firebird. De naam is ontleend aan een figuur uit de Indiaanse mythologie, een god die actie, kracht, schoonheid en jeugd symboliseert. Ondanks dat de Firebird veel onderdelen gemeen had met de Camaro zag een Firebird er toch duidelijk anders uit. Het grootste verschil was echter onder de motorkap te vinden, de eigen V6 en V8 motoren van Pontiac die betere prestaties lieten zien dan de Chevrolet-motoren.





























​

​

Voor het jaar 1968 worden de modellen Tempest, LeMans en ook de GTO voorzien van in de carrosseriekleur gespoten bumpers. In datzelfde jaar wordt de GTO tot 'Auto van het Jaar' in de VS gekozen. Pontiac verkoopt in 1968 910.977 auto’s. In 1969 komt de Pontiac Firebird Trans Am uit, met 335 pk de krachtigste auto in het segment. Het merk is dat jaar wederom de nummer 3 in de VS. In 1970 werd de tweede generatie van de Firebird voorgesteld.



Dan komt er een jaar met veranderingen. 1971 was het jaar dat alle motoren binnen GM een lagere compressieverhouding krijgen om loodvrije brandstof te kunnen gebruiken. Helaas blijkt de nieuwe motorengeneratie niet het niveau van de oude generatie te halen. De prestaties lopen dan ook terug. Toch weet Pontiac dat jaar een productierecord te noteren. Maar liefst 920.000 auto’s verlaten de fabrieken, waaronder 150.000 stuks van de nieuwe Grand Prix. Daarnaast werd in 1971 de Pontiac Grand Am geïntroduceerd.



Inmiddels is het 1973 en de oliecrisis dient zich aan. De productie bij Pontiac valt met 36% terug. De crisis zorgt voor een grotere vraag naar kleine en zuinige auto’s. De traditionele grote Amerikaanse auto’s krijgen het moeilijk. De productie van de GTO wordt dan ook stopgezet en het aanbod van Pontiac wordt aangepast.

​

De in Canada geproduceerde Pontiac Astre wordt naar de VS gehaald en in 1976 komt Pontiac met de kleine Sunbird waarvan in dat jaar 50.000 exemplaren een eigenaar vinden. De verkopen van de Firebird blijven ondertussen redelijk op peil en blijven ook de Grand Prix en de Trans Am het goed doen. In 1977 lanceerde General Motors haar kleinere B-body. Hierop werden kleinere auto’s met meer interieurruimte en een lager verbruik gebouwd. In 1978 verkocht Pontiac alweer meer dan 900.000 auto’s. Toen de tweede oliecrisis van 1979 toesloeg, voelde het merk er maar weinig van. Er werden bijna 1.000.000 auto’s verkocht in 1979. Het hoogste productieaantal dat Pontiac ooit zou noteren.

​

In 1980 werd de tweede oliecrisis dan toch voelbaar in de Amerikaanse auto industrie. Chrysler was op dat moment zelfs bijna failliet. In die context lanceerde Pontiac met de Phoenix haar eerste voorwiel aangedreven model. Dat was een succes en er werden 178.000 exemplaren van verkocht. In januari 1981 hield Pontiac haar eerste image conference. 25 Bedrijfsleiders van Pontiac kwamen bijeen om het bedrijf richting en organisatie te geven. Volgende zin was daarvan de uitkomst: Pontiac is a car company known for innovative styling and engineering that results in products with outstanding performance and roadability (vrij vertaald: Pontiac is een autobedrijf, bekend door vernieuwend design en techniek, dat resulteert in producten met uitstekende prestaties en rijcomfort). Deze zin gold als een leidraad naar de toekomst. Pontiac nam hierbij ook een nieuwe slogan aan: We Build Excitement (Wij Bouwen Opwinding). Aangezien er nog geen model was, dat hierbij aansloot, werd voorlopig 'The Excitement Begins' genomen, gevolgd door 'The Excitement Really Begins'.



In 1982 werden de Bonneville en de Catalina geschrapt en werden de 6000 en de J2000 geïntroduceerd. De grotere B-body liet men vallen, grote auto’s waren uit de gratie. De nieuwe Firebird en de 6000 zorgden opnieuw voor een goede afzet van meer dan 500.000 stuks. In 1982 komt ook de populaire jaren 80 tv-serie Knight Rider op de buis. De auto die onder de naam KITT in de serie wordt gebruik is een zwarte Pontiac Firebird Trans Am.

In 1984 werd de Pontiac Fiero gelanceerd. Het model, dat bedoeld was als een zuinige auto en dat vele onderdelen deelde met andere merken, werd een groot succes. Het eerste jaar werden er al 136.940 exemplaren van gebouwd. In totaal werden dat jaar bijna 650.000 Fiero’s verkocht.





















​



​

​

​

De derde generatie van de Grand Am uit 1985 was een sportieve coupe bestemd voor mensen, die iets zuinigers wilden dan de Firebird. In 1986 kreeg dat model er een 4-deurs versie bij. Vooral vanwege de stijl kreeg de Grand Am het verwachte succes. Pontiac verkocht in dat jaar 829.000 auto’s, een vijfde van GMs totaal. 1988 Zag de vierde generatie van de Grand Prix, de SSEi Bonneville en de nieuwe LeMans verschijnen en de Fiero verdwijnen. Het vlaggenschip was de SSEi Bonneville die een V6 met brandstofinjectie kreeg, geïnspireerd op GMs Europese modellen. De 6000 STE kreeg, als eerste Pontiac ooit, optioneel permanente vierwielaandrijving, en was daarmee het technisch meest geavanceerde model. In 1988 nam Pontiac weer de derde plaats in qua verkopen in de Verenigde Staten.



Met de Pontiac Trans Sport betreedt Pontiac in 1990 de markt van de Chrysler Voyager en Renault Espace. Het modulaire interieur van de Trans Sport was op dat moment nog een unicum. In 1992 werden een aantal modellen opnieuw ontworpen. Zo waren de nieuwe lijnen van de Bonneville zeer Europees geïnspireerd en kreeg de Grand Am zeer gewaagde vooruitstrevende lijnen. Pontiac stelde in 1995 een compleet nieuwe Sunfire voor, een auto die betaalbaarheid met rijplezier, sportiviteit en veiligheid moest combineren. Ook kreeg de Grand Prix dat jaar een facelift.



Voor de eerste keer in het bestaan van GM worden twee merken samengevoegd. Pontiac en GMC worden vanaf 1996 samengevoegd en kunnen gebruik maken van elkaars sterke punten, maar behouden tegelijkertijd de eigen identiteit. In 1998 verhuisde Pontiac het hoofdkwartier naar het Renaissance Center in Detroit, waar vanaf dan al GMs merken huisden.

​

In 2000 werd een volledig nieuwe Bonneville voorgesteld, die ook goedkoper werd dan de voorgaande generatie. In 2001 kwam dan de Aztek, het eerste Sports Recreation Vehicle. De Aztek combineert elementen van een sportieve sedan met die van een Sports Utility Vehicle (SUV) en een monovolume. De auto heeft een 3,4 l V8 van 185 pk. Daarnaast kreeg de Montana, de nieuwe naam van de Trans Sport, een facelift. Nog dat jaar werd de Zwitser Bob Lutz aangetrokken als GMs nieuwe nummer twee. Hij moest helpen het concern dat in de rode cijfers kwam, weer winstgevend te maken. Eén van diens ideeën was het terugbrengen van de GTO. Bij gebrek aan platformen met achterwielaandrijving in het thuisland werd bij Holden in Australië een platform geleend.

​

In 2005 introduceerde Pontiac met groot succes de Pontiac Solstice. Het werd een van de best verkochte auto’s in de VS dat jaar, wat voor GM een opsteker was. Toch was dit alles niet genoeg. Door de huidige financiële crisis kwam GM in grote problemen. Alleen met steun van de overheid was er nog een kans voor het strikt genomen failliete GM. Als gevolg daarvan heeft GM besloten het aantal merken terug te brengen. Op 25 november 2009 rolde de laatste Pontiac van de band, een witte Pontiac G6. Daarmee viel het doek voor een typisch Amerikaans automerk dat autogeschiedenis schreef.

In 2013 maakt Bob Lutz bekend dat Pontiac opgeheven is op verzoek van de overheid. Als men dit niet deed zou GM geen lening krijgen. Men zou gezegd hebben dat ze alleen 53 miljard dollar zouden geven als Pontiac opgedoekt zou worden. En dat op een moment dat Pontiac de weg omhoog weer had gevonden. De nieuwe G6 zou het achterwielaangedreven platform delen met de Cadillac ATS, tevens was er een nieuwe GTO onderweg. Als je 53 miljard krijgt is de keuze echter snel gemaakt. Hoe het is verlopen weten we allemaal.

​

Bob Lutz sprak op een event in het Petersen Museum. Iemand vraagt hem wat zijn kijk is op het opdoeken van Pontiac. De vraag wordt gesteld rond 2:14:05

Transcript:

​

The Feds basically wanted to get GM down to Cadillac and Chevrolet. They said, "you don't need all these brands. You need one prestige brand, and one mass-market brand." And we said "well we can't get rid of Buick because Buick is important in China, and if Buick becomes an orphan in the United States then the Chinese are no longer gonna be interested in it." And the Feds said "Fair enough, but everything else goes." We said well we'd also like to keep GMC. They said "well, GMC is basically just like Chevrolet," and we said "that may be true, there may be a lot of shared components, but GMC has an entirely different image, a different customer base, and people are willing to pay different prices for a GMC, and here's the profitability," and the Feds said "whoops, okay, keep GMC."

​

So now we had Buick, GMC, Cadillac, and Chevrolet, and then, I wanted, badly wanted, to keep Pontiac, because Pontiac was on its way back, and it had been mismanaged for a number of years, you know, with 'rebuild excitement,' and the excitement was only in the plastic body cladding, mechanically there was nothing about Pontiac in the 90s that would make your heart beat faster. And with the solstice and solstice coupe, and with the Pontiac G8, which was a great car. We were embarked on a strategy of making pontiac different from the rest of GM in that Pontiac wouldn't get any front wheel drive cars, they would all be rear-wheel drive, and the next G6, was going to use the architecture of the cadillac ATS, it was going to be a 3-series sized rear-wheel Pontiac, with basically the Cadillac ATS 'de-premiumized,' obviously, a lot of the cost taken out, but still fundamentally that architecture.

 

That was going to be the next G6, and I think we could've moved pontiac away from every other American volume brand and really started positioning it as attractive US alternative to some of the, and obviously at much lower prices than the european rear-wheel drive cars, but the Feds said "yeah, let's just, how much money have you made on pontiac in the last 10 years?" and the answer was "nothing." So, it goes. And, when the guy who is handing you the check for 53 billion dollars says I don't want pontiac, drop pontiac or you don't get the money, it doesn't take you very long to make up your mind.

 

But I think it is a shame, Pontiac was on its way back, and it was killed before it, before the plant could really sprout blossoms, you know, it was well on its way. So, I agree with you, I think Pontiac was a great, wonderful history, mismanaged for a number of years in the 80s and 90s and it was clearly on its way back, and we were starting to see a very good customer base in solstices and especially in the G8, which was favorably compared in a lot of road tests to the BMW 5-series, people would say dynamically the car is as good and it's more powerful and way cheaper, but that was too bad. but you can't go through Chapter 11 without some really harmful effects.

​

Source: Jalopnik

bottom of page