Life is one Cadillac after another
​
Je zou kunnen zeggen dat de '43 Cadillac de zeer manoeuvreerbare lichte M-24 tank is (ook wel de M-24 Chaffee genoemd). De tank was voorzien van twee Cadillac V8's en twee Hydra-Matic transmissies die elk één track van de tank aanstuurde. In elke tank werd trots vermeld dat dit een product van Cadillac was. De Cadillac Division ontving de "E" award voor excellentie in de productie van oorlogsapparatuur. De meest begeerde en gewilde award die een fabriek tijdens de tweede wereldoorlog kon winnen, was de 'E' award van de Army-Navy. Slechts 4.283 Army-Navy "E" Awards werden uitgegeven aan de 85.660 in aanmerking komende fabrieken tijdens de oorlog. Slechts 775 andere fabrieken wonnen vier prijzen. Terwijl slechts 5% van de in aanmerking komende fabrieken in de VS de prijs won, won 60% van de fabrieken van General Motors die oorlogsproducten maakten ten minste één "E" award.
​
De betrouwbare V8 motoren werden ook gebruikt op de M-19 luchtafweergeschutwagen, en ze werden ook gebruikt in de lichte M-5 tanks, de voorgangers van de M-24. Cadillac had al een behoorlijk verleden in oorlogsvoering en bewapening. De Davidson-Cadillac, die als het terrein het toe liet 70 mph kon halen, was Amerika's eerste militaire pantserwagen. De aangepaste Cadillacs werden gebruikt in de militaire actie tegen Villa Pancho in 1916, en Cadillac was verkozen als de standaard auto van officieren door de US Marine Corps in de 1e wereldoorlog. Deze auto's kregen allemaal een M in hun VIN. Van deze auto's, die als bouwpakket naar Europa gingen, is er geen één meer over. De meeste zijn voor schrootprijzen opgeruimd. Zowel in Europa als in Amerika. De enige die nog over is heeft geen M in zijn VIN maar heeft wel een bewezen staat van dienst in Europa. In 1918 werden er 2.500 Type 57s met 314 V8 gebouwd voor gebruik door officieren van onder andere de American Expeditionary Forces in Frankrijk waar er 2.100 heen gingen. De overige gingen naar andere US basissen en naar Canada. De overgebleven auto is van Marc Lassen en is ingeschreven in het National Historic Vehicle Register. De donkerblauwe auto werd op 11 augustus 1917, na aflevering, direct verscheept naar Frankrijk door Dr. John Hopkins Denison die voor de YMCA werkte en daarmee ook met de AEF. Denison chauffeurde vele hooggeplaatste personen in zijn Cadillac. Denison is ongeschonden uit de strijd gekomen, de Cadillac heeft wel een Duitse kogel moeten incasseren en enkele deuken. Alle voor het leger gebruikte voertuigen moesten een olijf kleur krijgen. Donkerblauw werd dus olijf groen en een nummer U.S. 1257X. Het was derhalve voertuig 257 en de X gaf aan dat het een particuliere auto waarop beslag was gelegd. Hoe de auto weer in de States terecht is gekomen is onbekend en zeer apart. Men wilde vlak na de oorlog niets meer zien wat er aan deed herinneren. Deze 1918 Cadillac is dus de enige die er nog is.
​
Helaas nam de oprichter van Cadillac, Henry Leland, ontslag bij het bedrijf na een ruzie met William C. Durant, de pacifistische oprichter van General Motors. Leland had tijdens de 1e wereldoorlog vliegtuigmotoren willen maken maar Durant stond dit niet toe. Nadat hij Cadillac had verlaten, startte hij de Lincoln Motor Company om Liberty-motoren te bouwen voor de oorlogsproductie.
Er was bij Cadillac bij de start van de 2e wereldoorlog echter geen enkele aarzeling. "They shall not want," was de officiële oorlogsslogan van elke Cadillac-medewerker.
GM's Allison Division was al vóór de oorlog betrokken bij de productie van de formidabele Allison-vliegtuigmotor. Met Amerika's toetreding tot de oorlog werd Cadillac direct betrokken bij het verdere ontwerp, de ontwikkeling en de productie van deze vloeistof gekoelde motor die werd gebruikt in P-51's, P-63's, P-39's en in een vliegtuig dat de Duitsers der Gabelschwanz Teufel (de vorkstaartduivel) noemden, de Lockheed P-38 Lightning. Het was toen nog niet duidelijk dat de P-38 een langdurige impact zou hebben op het ontwerp van Cadillac tot ver na de oorlog. De vinnen van modeljaar '48 zijn er een voorbeeld van. Reclame tijdens de oorlog verwees naar de bijdrage van de Cadillac-aandrijving aan de terugtrekking van de Asmogendheden. De techniek en productie-knowhow van de divisie was een belangrijk wapen, aldus de advertenties, in de strijd van de Vrije Wereld tegen de nazi's en Japan terwijl Cadillac motoren en transmissies zichzelf bewezen in de strijd. Misschien werkten de advertenties een beetje te goed, want na de oorlog probeerden sommige mensen de militaire versies aan te passen aan hun auto's en andere machines - vaak met weinig succes. Cadillac ontmoedigde dit maar al te graag. Dit lukte pas echt met de introductie van de nieuwe V8 in 1949.
​
GM's rosse buurt
​
Nicholas Dreystadt had een overheidscontract aanvaard om delicate vliegtuigen-gyroscopen te produceren ondanks gemopper op de veertiende verdieping dat dit werk moordend was en om bekwame handen vroeg die niet beschikbaar waren. De managers werden woedend toen Dreystadt en zijn personeelsmanager, Jim Roche, 2.000 zwarte prostituees uit Paradise Valley aannamen. Ongeschoolde, ongetrainde maar gewillige arbeiders. Dreystadt huurde ook de madams in en legde treffend uit waarom: "Ze weten hoe ze de vrouwen moeten managen."
Dreystadt maakte zelf een dozijn gyroscopen en produceerde vervolgens een trainingsfilm waarin het stapsgewijze assemblageproces werd beschreven. Binnen enkele weken overtroffen de vrouwen de quota. Grappen over het "rosse buurtje" van Cadillac maakte Dreystadt boos. 'Deze vrouwen zijn mijn collega's en de uwe, ze doen hun werk goed en respecteren hun werk. Wat hun verleden ook is, ze hebben recht op hetzelfde respect als een van onze medewerkers."
Dreystadt wist dat hij deze vrouwen na de oorlog zou moeten vervangen door de terugkerende veteranen met een baanvoorkeur en de United Auto Workers, een blanke mannen bolwerk met een zuidelijke ‘oriëntatie’ wilden de vrouwen uit de fabriek. "Nigger-lover" en "hoeren handelaar" Dreystadt vocht smekend om sommigen te houden: "Voor het eerst in hun leven worden deze arme stakkers fatsoenlijk betaald, werken ze in fatsoenlijke omstandigheden en hebben ze bepaalde rechten. En voor de eerste keer hebben ze wat waardigheid en zelfrespect. Het is onze plicht om hen te behoeden om opnieuw afgewezen en veracht worden." De vakbond was onvermurwbaar. Toen de vrouwen werden ontslagen, pleegde een aantal zelfmoord in plaats van terug te keren naar de straat. Nick Dreystadt was bedroefd: "God vergeef me. Ik heb deze arme zielen tekort gedaan.”
​
1944
​
Voor Cadillac was 1944 het tweede jaar zonder productie van burger voertuigen. De fabrieken die ooit auto's en auto-onderdelen maakten, produceerden nu tanks, munitie en troepenvervoer voertuigen. De oorlogsinspanningen waren volop bezig en Cadillac was vastbesloten om zijn steentje bij te dragen aan het herstel van de orde in de versnipperde wereld. Juist door de oorlogsproductie kon Cadillac nog meer aan populariteit winnen. Hun motoren en transmissies speelden een vitale rol in veel tanks en gepantserde voertuigen, waardoor de soldaten die de machines bedienden bekend werden met de naam en de kwaliteit die die naam impliceerde. Door hun oorlogsinspanning groeide de reputatie van Cadillac enorm en tegen de tijd dat de oorlog eindigde, hadden ze tienduizenden mensen erbij die geloofden in hun kenmerken van kwaliteit en precisie.
In 1944 waren de enige beschikbare Cadillacs voor consumenten de auto’s die nog in de showrooms stonden of die te koop waren bij hun eigenaars. Deze modellen omvatten de Serie 75 Imperial Sedan, Cadillac ’41 Darrin Convertible, Serie 61, Serie 62, Serie 60 Special Fleetwood, 62 Sedan, Serie 75 Town Car, Serie 90-67 Sixteen en de ‘40 60 Special Fleetwood.
Al deze modellen waren geproduceerd van 1940 tot 1942, waarna de productie stopte. Cadillac's reputatie voor kwaliteit en precisie kwam hen goed van pas, omdat hun voertuigen nog steeds in trek waren in het hele land, in ieder geval zoveel als een oorlogseconomie zou toestaan. Cadillacs bleven goed verkopen, ondanks het gebrek aan nieuwe modellen op de markt en dit hielp om de reputatie van het merk op het gebied van kwaliteit en vakmanschap te vergroten. In zekere zin was de 2e wereldorlog eigenlijk een goede zaak voor Cadillac, hoewel het op dat moment misschien niet zo leek. Ze zouden ook zonder een oorlog succesvol zijn geweest maar toepassing van de producten voor militaire doeleinde resulteerde in meer bekendheid van hun vindingrijkheid en innovatie en leverde een hele generatie nieuwe bewonderaars op. Toen de soldaten in 1945 thuiskwamen, keken ze op een nieuwe manier naar Cadillac.
1945
Toen de vrede terugkeerde in 1945, was er een grote vraag naar auto's door GI's en een bevolking die klaar was met de aanpassingen die men moest doen tijdens de oorlog. De vraag naar Cadillacs was groot omdat veel mensen hun horizon en verwachtingen hadden verbreed door het mondiale conflict - en hun zakken gevuld door de vele overuren tijdens de oorlog. De langdurige depressie die aan de oorlog voorafging had de honger naar auto's voor velen nog intenser gemaakt. Het probleem was dat er gewoon niet voldoende Cadillacs en andere merken te krijgen waren. Veel dealers vroegen aanbetalingen, maar of je dan ook een auto kreeg was nooit zeker. Na een haastige gestarte productierun van vier jaar rolde de laatste M-24 tank op 24 augustus 1945 van de Cadillac assemblagelijn. Verbazingwekkend is dat de eerste '46 Caddy al op 7 oktober 1945 werd geproduceerd.
Maar met een heropleving van de economie in de naoorlogse periode kwam in Amerika een heropleving van het etnocentrisme dat opnieuw de blanke mens definieerde als uitmuntend. Iets wat ook weer blijkt uit alle print- en televisieadvertenties van Cadillac uit die periode. Niet één van die honderden advertenties toonde zwarten, of leden van een andere minderheidsgroep, die Cadillacs kochten of bezaten. Cadillac was niet de enige in uitsluitende reclame. Vrijwel alle advertenties van de automobielindustrie van de jaren veertig tot en met de jaren zeventig vertoonden alleen blanken. De enige zwarten die een dealer binnen liepen in de jaren 40 of 50 waren de schoonmakers en als je geluk had werd je of uitgelachen of doorgestuurd naar de hoek met inruilers.
​
Door de grote vraag was de '46 Cadillac een snelle evolutie van wat Cadillac in 1942 had aangeboden, en in het begin werd alleen de serie 62 vierdeurs sedans gebouwd. De Series 63, 67 en sommige 60 Special uitvoeringen werden niet meer geleverd. Cadillac advertenties roemde het feit dat hun "Battle-Proved" motoren en transmissies de enige auto-onderdelen waren die zonder onderbreking werden geproduceerd tijdens de oorlog, en die tijdens het opstarten werden verbeterd. Een belangrijke wijziging was de introductie van de negatieve aarde. 62 Convertibles en de Seventy-Fives waren nu standaard uitgerust met Hydro-Lectric raambediening. Dit was een gecompliceerd hydraulisch systeem dat veel aandacht vereist voor een langdurige goede werking. Wieldoppen in de vorm van een Sombrero-stijl waren op veel Cadillacs een aantrekkelijke nieuwe optie.
​
Stakingen en materiaaltekorten, met name van plaatstaal, vormden grote problemen voor de industrie gedurende het productiejaar '46. Zo gingen sommige Cadillacs over de assemblagelijnen met alleen steunen voor houten bumpers, de echte moesten door dealers worden geïnstalleerd omdat ze pas later beschikbaar kwamen. Degenen die erin slaagden om er een te krijgen betaalde flink voor het voorrecht omdat de 61 fastback nu startte bij $ 2.052, een stijging van maar liefst 41,5 procent ten opzichte van 1942. De Business Imperial 9 persoons sedan, het duurste model in 1946, kostte zelfs $ 4.346, een stijging van $ 1.266 of 41,1 procent. Prijsbepaling was een groot probleem voor alle autofabrikanten in de inflatoire dagen na de oorlog. In deze tumultueuze dagen vertrekt Dreystadt naar Chevrolet om daar General Manager te worden. Hij was in de running voor het leiderschap bij GM maar helaas kreeg hij na twee jaar bij Chevrolet keelkanker waaraan hij op 58 jarige leeftijd overleed. Hij werd opgevolgd door hoofd ingenieur John F Gordon die de huidige L-head V8 had ontworpen en een grote rol speelde in de ontwikkeling van de nieuwe kopklep V8 voor 1949. De andere ontwikkelaar van die nieuwe motor Edward N. Cole nam de rol van Gordon over.
​
Tegen het einde van het modeljaar 1947 was Cadillac terug op het niveau van voor de oorlog. Het aantal geproduceerde auto's bereikte 61.926 eenheden, meer dan tweemaal die van '46. Heel opmerkelijk was dit niet. De aan GM toegewezen hoeveelheden grondstoffen werden onevenredig verdeeld over de merken. Men vond dat het merk dat het meest winstgevend was ook het meeste moest krijgen. En hoewel Packard in de vooroorlogse jaren regelmatig meer produceerde dan Cadillac (grotendeels met dank aan de goedkoopste modellen) en Cadillac met 1.579 auto’s versloeg in '46, versloeg Cadillac Packard met een stevige 10.840 auto’s in 1947. Packard kon opnieuw genieten van een voorsprong in '48 en '49, terwijl Cadillac zijn nieuwe sensationele kopklep V8 ontwikkelde. Toen Cadillac in 1950 met een nieuwe styling kwam liet het Packard in het stof achter en keek nooit meer om. De 'Standard of the World' regeerde in Amerika en pas in de late jaren tachtig kreeg Cadillac opnieuw een geduchte binnenlandse concurrent. Dit keer Lincoln.
Voor veel mensen roept de naam Cadillac beelden op van vinnen, chrome en luxe in de Fabulous Fifties modellen. En waarom ook niet?
​
De druk om te produceren was intens. In 1947 waren er nog steeds bijna 100.000 niet afgeleverde bestellingen voor wat volgens een sales manager, D.E. Ahrens, "... een van de meest gewilde en meest schaarse items in de wereld van vandaag is." Mensen kenden de waarde en prestige van Cadillac, en dat was wat ze wilden, maar vanwege de naoorlogse productieproblemen konden slechts 29.214 klanten een '46 Caddy naar huis rijden.
Cadillac zet zich vol in tijdens de tweede wereldoorlog
De eerste 1946 Cadillac
Improved even more in war than in peace