Life is one Cadillac after another
​
Henry Martyn Leland werd in 1843 geboren bij Quaker-ouders (een religieus genootschap) in Vermont en werd opgevoed met degelijke christelijke waarden. Hij was groot, goed gebouwd en had een goed gebalanceerde kijk op het leven. Toen hij ging werken op zijn 11e bleek al snel dat hij graag dingen verbeterde. Door één van zijn projecten verdiende hij net zoveel als een volwassene. Toen zijn familie verhuisde naar Massachusetts voor werk in een textielfabriek ging Henry werken bij een fabriek die wielen maakte voor de textielfabriek. Later ging hij als een leerling monteur bij de textielfabriek waar zijn vader werkte aan de slag voor een goed salaris van $3 per week.
Tijdens de burgeroorlog kon hij aan de slag in de wapenindustrie en zijn daar ontwikkelde skills en kennis waren belangrijk voor zijn verdere carrière. De Britten zagen zichzelf nog als superieur en van een Amerikaan kon je niks verwachten, en al helemaal geen goede mechanica skills. De Amerikanen hadden echter iets ontwikkeld waar zelfs de Britten van onder de indruk raakten. Uitwisselbaarheid van onderdelen.
​
Samuel Colt had zijn eerste succesvolle revolver geproduceerd in 1835. Tijdens de oorlog met Mexico werd deze beroemd. De vraag naar het revolver kwam uit de hele wereld. In 1848 nam Colt de 40-jarige Elisha Root aan. Hij stond bekend als de beste monteur in New England en hij kreeg het hoogste salaris van Connecticut en was elke cent waard. Colt wilde de meest moderne fabriek hebben en Root ontwierp bijna alle 1.400 machines die er werden neergezet. Er zaten ook giet stempels bij die kleine gietstukken in grote hoeveelheden konden afleveren. Zelfs de bramen hoefden er niet te worden afgehaald. De fabriek had de grootste verzameling machines onder één dak die alle onderdelen konden maken die altijd voldeden aan de strengste eisen en altijd uitwisselbaar zouden zijn. Toen er ruim 80 jaar later (in 1934) een biografie van Root verscheen kwam men erachter dat de meeste machines nog steeds in gebruik waren en nog makkelijk vergeleken konden worden met moderne varianten. De inrichting van de fabriek vergde een enorme investering en de concurrentie dacht dat Root en Colt gek waren geworden. In tegendeel, de capaciteit van de fabriek verdubbelde in 1864. Leland kwam bij Samuel Colt in Connecticut nadat de Springfield Armory, waar hij inmiddels werkte, na de burgeroorlog moest reorganiseren en hij ontslagen werd. Hij zou er twee jaar werken en zijn skills nog verder verbeteren. Precisie werd zijn passie.
​
Hij trouwde met Ellen Hull en ging na enkele andere werkgevers aan de slag bij Brown en Sharpe, makers van gereedschappen en machines in Rhode Island, voor wie hij onder andere een haartrimmer ontwikkelde die het werk van een kapper aanzienlijk makkelijker maakte. Bij Brown & Sharpe werkte men met nog kleinere toleranties dan bij Colt. Honderd duizendste van een inch en soms een miljoenste van een inch. Tot 1850 repareerde men vooral horloges, klokken en wetenschappelijke precisie-instrumenten. Na 1850 vond Joseph Brown een machine uit waarmee men kleinere schaalverdelingen kon maken op meetinstrumenten dan wanneer men ze rechtstreeks zou graveren. Hiermee konden nog exactere metingen gemaakt worden. Door deze uitvindingen werd de naam Brown & Sharpe beroemd in werkplaatsen over de hele wereld. Hun massa geproduceerde micrometers en andere apparaten waren reeds voorzien van een compensatie voor slijtage binnen één duizendste van een inch. Zij prezen hun producten dan ook aan met de slogan 'The World's Standard of Accuracy' en men won vele prijzen. Om die reden ging Leland er werken. Zowel Leland als het bedrijf profiteerden hiervan. Het doel van Leland was een eigen bedrijf. Leland zag al snel de tekortkomingen van de reeds gebruikte draaibanken waarmee men onderdelen maakte voor hun naaimachines. De afdeling waar hij werkte. Toen Leland zijn idee voorstelde aan Brown hoorde hij dat Brown dit idee in 1868 al had. Een betere preciezere draaibank kon nog niet gemaakt worden omdat er geen goede bruikbare slijpstenen waren. In 1873 was er in de buurt inmiddels een betere slijpsteen ontwikkeld. In 1874 gingen Leland, Brown en Richmond Viall aan de slag. De in 1876 aangekondigde draaibank is de vader van alle draaibanken van vandaag en is nog steeds herkenbaar. Hij zou van enorme invloed zijn op allerlei precisie werken en ook op de nog niet bestaande automobiel- industrie. Hij draaide als prototype in juli 1876, een paar dagen na de onverwachte dood van Brown. In 1886 werd de machine geüpgraded. Hij werd versterkt en kreeg betere koeling. In 1878 werd Leland hoofd van de naaimachine afdeling. Hij verbeterde de efficiency van de afdeling en halveerde de productiekosten binnen één jaar. Hij schreef er zelfs een scriptie over: 'The art of manufacturing'
​
Na enkele jaren wegens ziekte weg te zijn geweest komt hij in 1885 terug bij Brown & Sharpe en gaat uiteindelijk als vertegenwoordiger aan de slag en laat het cowboy westen van Amerika kennis maken met zijn producten. Een paar jaar later kon hij eindelijk nadenken over zijn eigen bedrijf. Hij kwam vaak in Detroit en een vriend, die daar machines en onderdelen verkocht, bracht hem in contact met Robert Faulconer. In 1890 nam Leland zijn gezin en zijn talenten mee naar Detroit, waar fijn machinewerk vrijwel onbekend terwijl er wel vraag naar was. In 1890 waren er slechts 9 machine shops . Hij ging er samenwerken met de rijke houtbewerker Robert C. Faulconer en gereedschap ontwerper Charles H. Norton. De combinatie heette Leland, Faulconer en Norton . Falcouner stortte $40.000 in het bedrijf, Leland $1.600 en nog eens $ 2.000 die hij leende van Brown & Sharpe. Faulconer was directeur en Leland onderdirecteur. Als ontwerper van machine onderdelen nam hij Charles H Norton aan, zijn voormalige Brown & Sharpe partner. In 1894 verliet Norton het bedrijf om zijn eigen onderneming te beginnen en werd een succesvolle fabrikant van krukas draaibanken. Aanvankelijk specialiseerden Leland en Faulconer (L&F) zich in het maken van precisie tandwielen. Binnen drie maanden ging men van 12 man personeel naar 60. In 1838 verhuisde men naar een grote fabriek aan Trombley Avenue. Rond 1896 had het bedrijf een capitaal van $ 100.000 en produceerde het bedrijf stoommachines voor Detroit trams en benzinemotoren voor maritiem gebruik. Men maakte allerlei producten maar men stond het meest bekend om de tandwielen. Deze waren duur maar ook perfect en uiteindelijk de beste keuze. Tijdens de fiets hype van die tijd hadden fietsfabrikanten zoals Pope en Pierce problemen met hun tandwielen. De fietsen met tandwielen hadden geen vettige kettingen waardoor kleding schoon bleef maar ze sleten wel snel en waren lawaaiig. Men benaderde L&F. Het proces om de tandwielen te harden was niet goed. Men ontwikkelde een goed tandwiel en leverden al snel duizenden tandwielen aan Pope en Pierce. Beide bedrijven kochten uiteindelijk zelf de machines en gaven later aan dat deze machines van onschatbare waarde waren toen men toetrad tot de automobiel industrie.
​
In hetzelfde jaar dat Leland Faulconer en Norton was opgericht werd Olds Gasoline Engine Works opgericht in Lansing, Michigan. Ransom Eli Olds had al ervaring met brandstofmotoren en zelf aangedreven voertuigen. Hij had met zijn vader al motoren gebouwd voor gebruik op boerderijen. De eerste Olds voertuigen waren echter stoom aangedreven. Het eerste in het buitenland verkochte Amerikaanse voertuig was dan ook een stoom aangedreven Olds. Deze werd rond 1893 verkocht aan de Francis Time Company in India. De ontwikkeling van brandstof aangedreven voertuigen was al in volle gang. Onder andere door de ontwikkelingen van Daimler en Benz in Duitsland. Olds deed ook mee en had in 1886 zijn eerste voertuig klaar en was daarmee een pionier in Michigan. Een staat die vervolgens meer zou bouwen dan de rest van de hele wereld bij elkaar opgeteld. In 1897 werd de Olds Motor Vehicle Company opgericht met een kapitaal van $ 50.000. De directie vroeg Olds direct een voertuig te bouwen. Lansing had slechts 12.000 inwoners en geen geasfalteerde straten. Olds vertrok naar Detroit en daar werd de holding Olds Motor Works opgericht dat de twee bestaande bedrijven overkoepelt. Gestort kapitaal is $ 350.000 en er is in totaal $ 500.000 beschikbaar dankzij twee investeerders EW Sparrow en Samuel L. Smith. Hun fabriek was waarschijnlijk de eerste die speciaal voor de fabricage van auto's is gebouwd. Olds was een man met visie en durf maar gebruikte nog landbouwtechnieken. Ondanks dat stond hij wel aan de wieg van Detroit Motor City. Door het gebruik van de simpele technieken waren er wel enkele problemen bij de fabricage. De hand gevijlde tandwielen voor de transmissie zorgde voor veel tijdverlies, hoge kosten en een lawaaiige transmissie. Onacceptabel. Olds ging naar de tempel van precisie aan Tombley Avenue en legde zijn probleem uit aan de priester. Leland voorzag hem van een stille transmissie met precisie geslepen tandwielen die uitwisselbaar waren en geen nabewerking nodig hadden.
In juni 1901 kreeg L&F een contract van Olds Motor Works om 2.000 motoren te produceren voor de Curved Dash Oldsmobile. De andere leverancier van motoren aan Olds waren de Dodge Brothers. L&F ontwikkelde een verfijnde versie van de bestaande Dodge motor die 23 procent meer pk's ontwikkelde dan de versie van de Dodge Brothers (3.7 hp vs 3.0). Het verschil kwam al snel naar voren tijdens de eerste autoshow van Detroit waar Olds een grote stand had. Er stonden twee Olds auto's naast elkaar met draaiende motoren en dezelfde snelheid op de meter. Toen Henry en zijn zoon Wilfred naar de auto's keken hoorden ze een man zeggen 'kijk eens achter de meters'. Er zat namelijk een extra belasting op de Leland motor. Toen enkele jaren later Henry Ford om advies vroeg voor het slijpen van zuigers herkende ze de man van de stand. Toen L&F inzag dat ze de betere motor hadden door hun werkwijze waardoor er minder wrijvingsverliezen waren gingen ze aan de slag om de motor nog beter te maken. Olds had commerciële vaardigheden en standaard mechanische vaardigheden, maar het was allemaal niet erg efficiënt. Door de luchtinlaat en uitlaat te verbeteren en de kleppen te vergroten had Leland samen met zijn boys waarschijnlijk voor het eerst een motor getuned. De beter ademende motor draaide nu 900 in plaats van 500 toeren en had 10.25 pk. Meer dan 3x zoveel als Olds afdoende vond. Deze nieuwe motor werd echter door het Olds bestuur afgewezen omdat het ombouwen van de productielijn de productie nog verder zou vertragen dan al het geval was door een fabrieksbrand van maart, de kosten voor de aanpassingen aan het frame waren daarnaast ook te hoog. Een goede zet van Olds want hun verkopen en productiecijfers werden de komende jaren door niemand geëvenaard. Een teleurstelling voor Leland omdat er geen toepassingsmogelijkheid was voor de motor. De motor werd ingebouwd in de Curved Dash van Henry zelf.
Henry Leland's verlangen om zelf een bedrijf te starten werd een jaar later vervuld door Henry Ford. In augustus 1902 hoorde Wilfred vreemde stemmen in het kantoor van zijn vader naast hem. Even laten riep zijn vader hem. In het kantoor zaten William Murphy en Lemuel W. Bowen. Beide tot dan onbekend voor vader en zoon Leland. Murphy en Bowen waren twee van de financiers van Ford's auto-onderneming de Detroit Automobile Company. De firma werd geliquideerd. Hun hoofd ingenieur was de monteur die ze hadden gesproken op de Detroit Auto Show in 1901, Henry Ford. Ford, achterin de dertig, had een ingenieurs achtergrond bij de James Flowers machine shop en de Detroit Edison Company. In 1896 had hij twee auto's gebouwd waarvan hij er één had verkocht. In die tijd ging hij samenwerken met de groep van Murphy. De toekomst van de Detroit Automobile Company was onzeker en zat tussen dood en aan de beademing maar had wel enkele auto's gebouwd. Toen het in november 1900 fout ging werd het bedrijf een jaar later op 30 november 1901 weer tot leven gewekt als de Henry Ford Company met Henry als hoofd ingenieur. Het was geen lang leven beschoren en binnen drie maanden was Henry weer weg. De financierders waren teleurgesteld dat Ford niet veel meer leek te willen produceren dan raceauto's. Ford was teleurgesteld dat men te snel winst wilde maken en geen toekomstvisie leek te hebben. Ook Ford's opvolger was snel weer weg en in augustus 2002 besloot men te liquideren. Ze riepen de hulp van Leland in als consultant om de autofabriek en de uitrusting te taxeren zodat ze het konden verkopen en eruit konden stappen. Na zijn bezoek aan de fabriek kreeg hij een idee. Hij liet de originele motor van zijn Olds weer terugzetten en nam zijn taxatiepapieren en zijn snelle motor meer naar het pand van de Murphy groep waar Murphy, Bowen en de andere directieleden Clarence A. Black en AEF White wachtte. Leland gaf de taxatie maar vertelde hen dat het dom zou zijn de auto-industrie gedag te zeggen. Hij liet hen de voor Olds ontworpen motor zien en vertelde de voordelen; meer vermogen, uitwisselbare onderdelen en bovenal, zonder temperament. Men moest er om lachen. Leland zei dat hij de motoren goedkoper kon leveren dan aan Olds en stelde voor dat ze financierders zouden blijven. Op 22 augustus 1902 hield de Murphy groep een vergadering om het bedrijf te reorganiseren. Men moest een naam hebben. De directeuren hoopten dat men de eerste succesvolle autofabrikant zou worden in Detroit en kozen de naam van de avonturier die tweehonderd jaar daarvoor Detroit oprichtte; Cadillac! De naam was imposant, historisch en aantrekkelijk. Detroit had net zijn tweehonderd jarig bestaan gevierd dus was er geen beter moment om deze naam te adverteren. Perfecte PR. Iets wat het bedrijf altijd zou blijven onderscheiden. Zo werd de Cadillac Automobile Company geboren, genoemd naar Antoine Laumet de la Mothe, sieur de Cadillac. Het logo met de lauwerkrans werd vastgelegd onder trademark nummer 54.931 op 7 augustus 1906. Het gestort kapitaal was $ 300.000. Lemuel W. Bowen werd de eerste directeur en William E. Metzger de verkoopmanager. Hij had al ervaring opgedaan bij Oldsmobile. Henry Leland kwam in het bestuur en kreeg aandelen. L&F zou motoren, transmissie en stuurhuizen fabriceren en Cadillac de chassis en carrosserieën.
De obsessie met precisie van Leland leidt tot de doorstart van Henry Fords fabriek als Cadillac
Henry Martyn Leland 1843-1932
Henry en zijn zoon Wilfred
Het graf van Henry Leland getuigd niet van de grote invloed op de Automotive wereld. Deze foto van 2001 toont nog een intacte 'steen'. Sindsdien is deze flink achteruit gegaan. Dit in schril contrast tot het graf van Henry Ford hieronder.
Leland Faulconer & Norton Co. Factory
Olds Motor Works in 1902
Een autoshow in 1900
Antoine Laumet de la Mothe, sieur de Cadillac